2 Chronicles 10

1) Rehabeam

De bredere verklaring van 2 Kron. 10: is te vinden, 1 Kon. 12, waar deze historie eerst beschreven is.

2) Sichem;

Zie Gen. 12:6.

Ge 12.6
3) van het aangezicht

Uit vrees van Salomo, die hem zocht te doden, misschien vernomen hebbende de profetie van Ahia; 1 Kon. 11:40.

1Ki 11.40

4) wederkeerde;

Welverstaande, niet terstond als hij hoorde dat Salomo overleden was, maar als hij van de Isra‰lieten ontboden was. Zie 1 Kon. 12:2,3, en 2 Kron. 10:3.

1Ki 12.2,3 2Ch 10.3
5) zonden henen,

Te weten, boden.

6) hard gemaakt,

Versta dit van de burgerlijke lasten. Want zij moesten Salomo zijn onderhoud opbrengen, die zeer kostelijk hof hield. Zie 1 Kon. 4:7, enz. en voornamelijk, 1 Kon. 4:22,23.

1Ki 4.7,22,23

7) maak gij

Hebreeuws, verlicht, of licht van uws vaders harden dienst en van zijn zwaar juk. Alzo onder, 2 Kron. 10:9. Men kan dit aldus overzetten: minder van den harden dienst uws vaders; en alzo in het volgende.

2Ch 10.9
8) goedertieren

Hebreeuws, voor goed, of ten goede; dat is, genegen tot goedertierenheid, vriendschap en weldadigheid. Vergelijk Neh. 5:19; Ps. 86:17.

Ne 5.19 Ps 86.17

9) te allen dage

Dat is, zolang als gij leeft.

10) de jongelingen,

Zie van het Hebreeuwse woord Gen. 44:20. Deze jonge heren moeten redelijk bedaagd geweest zijn, dewijl Rehabeam, met wien zij opgewassen waren, een en veertig jaren oud was toen hij aan de regering kwam; 1 Kon. 14:21, en onder 2 Kron. 12:13.

Ge 44.20 1Ki 14.21 2Ch 12.13
11) Mijn kleinste

Zie de verklaring 1 Kon. 12:10.

1Ki 12.10
12) mijn vader heeft u

Zie 1 Kon. 12:11.

1Ki 12.11

13) [zal u]

Deze woorden zijn hier en onder, 2 Kron. 10:14, ingevoegd uit 1 Kon. 12:11,14; zie ook daar op 1 Kon. 12:11 de verklaring derzelve.

2Ch 10.14 1Ki 12.11,14,11

14) schorpioenen

Dat is, met geselen, die scherpe en kromme haken hebben, om het vlees ijselijk te verscheuren, gelijk de scorpioenen met hun kromme en scherpe staarten dodelijke wonden geven.

15) hun hardelijk;

Dat is, het volk, dat met Jerobeam tot den koning gekomen was; 1 Kon. 12:13.

1Ki 12.13

16) den raad

Namelijk, dien zij hem geraden hadden; gelijk staat 1 Kon. 12:13, en zie den raad, boven, 2 Kron. 10:7.

1Ki 12.13 2Ch 10.7
17) omwending

Het Hebreeuwse woord nesibhah, hetwelk wij hier hebben, is, naar sommiger gevoelen, vast van enerlei betekenis met sibbah, dat 1 Kon. 12:15 staat; gelijk zij ook zijn van enerlei oorsprong. Zij betekenen beide omwending, omgang, omkering; idem, oorzaak. Versta dan door deze omwending het werk, dat alhier geschiedde, waardoor de Isra‰lieten zich omgekeerd hebben van den huize Davids, voorzover de oorzaak daarvan geweest is in Gods rechtvaardig oordeel, straffende de zonden der mensen. Zie hiervan breder de verklaring 1 Kon. 12:15.

1Ki 12.15,15

18) dienst

Hebreeuws, de hand.

19) ganse volk Isra‰l zag,

Welverstaande, uitgenomen den stam van Juda en de Isra‰lieten, die daaronder behoorden, van wie gesproken wordt in 2 Kron. 10:17.

2Ch 10.17

20) antwoordde

Het Hebreeuwse woord is ook voor antwoorden genomen, zonder het woord dabar bij zich te hebben, Job 13:22, en Job 33:32, maar het wordt er bij gevonden 1 Kon. 12:16.

Job 13.22 33.32 1Ki 12.16
21) zond de koning

Te weten, om de verstoorde Isra‰lieten tevreden te stellen en tot de gehoorzaamheid van het huis Davids weder te brengen.

22) Hadoram,

Ook genaamd Adoram, 1 Kon. 12:18; idem [naar eniger gevoelen] Adoniram, 1 Kon. 4:6.

1Ki 12.18 4.6

23) schatting was;

Versta, de persoonlijke schatting, waarvan zie 1 Kon. 5:13,14.

1Ki 5.13,14
24) tot op dezen dag.

Dat is, welke afvallige en ontrouwe mishandeling nog duurt tot op dezen dag, te weten, als dit geschreven werd.

Copyright information for DutKant