2 Chronicles 27

1) vijf en twintig

Hebreeuws, een zoon van vijf en twintig jaar.

2) deed dat recht was

Te weten, in het voorstaan van den zuiveren godsdienst. Vergelijk boven, 2 Kron. 26:4, en zie de aantekening.

2Ch 26.4

3) in den tempel des HEEREN

Te weten, [naar sommiger gevoelen] om zich aldaar nevens andere gelovigen in den heiligen godsdienst te oefenen; hetwelk aldus kan verstaan worden, dat hij het niet liet uit verachting, maar uit enige menselijke zwakheid, omdat zijn vader daar melaats geworden was. Sommigen verstaan dat dit hier tot zijn lof gesproken wordt, dat hij niet in den tempel des Heeren ging om te roken, gelijk zijn vader gedaan had. Zie boven, 2 Kron. 26:16.

2Ch 26.16

4) verdierf zich nog.

Te weten, door afgoderij, mits te offeren en te roken op de hoogte, gelijk verklaard wordt 2 Kon. 15:35.

2Ki 15.35
5) bouwde

Dat is, vernieuwde, vermaakte, sterkte, beterde. Vergelijk boven, 2 Kron. 11:5, en de aantekening.

2Ch 11.5

6) de hoge poorten

Zie 2 Kon. 15:35.

2Ki 15.35

7) van Ofel.

Versta, een deel van de muren van Jeruzalem, zo genoemd omdat het op een heuvel of hoogte stond. Zie onder, 2 Kron. 33:14, en Neh. 3:26, en Neh. 11:21.

2Ch 33.14 Ne 3.26 11.21
8) burchten en torens.

Vergelijk boven, 2 Kron. 17:12.

2Ch 17.12
9) talenten zilvers,

Zie 1 Kon. 16:24.

1Ki 16.24

10) kor tarwe,

Zie van deze maat Lev. 27:16, waar zij een homer genoemd wordt; 1 Kon. 4:22, waar zij een kor geheten wordt, gelijk hier.

Le 27.16 1Ki 4.22
11) richtte

Zie boven, 2 Kron. 19:3.

2Ch 19.3

12) wegen

Dat is, aanslagen, voornemen, woorden, daden, manieren van leven. Zie Gen. 6:12, en 1 Kon. 2:4, alzo hier in 2 Kron. 27:7.

Ge 6.12 1Ki 2.4 2Ch 27.7
13) krijgen,

Te weten, die de koning van Syri‰ en de koning Isra‰ls tegen hem gevoerd hebben.

14) was vijf en twintig

Hebreeuws, een zoon van vijf en twintig jaar.

15) stad Davids;

Zie 1 Kon. 2:10.

1Ki 2.10
Copyright information for DutKant