2 Kings 15

1) Jerobeam,

Namelijk, des tweeden van dien naam, den zoon van Joas, boven, 2 Kon. 14:23.

2Ki 14.23

2) werd koning

Te weten, om met volle macht als koning alleen te regeren. Anders was hij ook tevoren ettelijke jaren in enige regering geweest, of tenminste als koning gehouden. Zie boven, 2 Kon. 14:21.

2Ki 14.21

3) Azaria,

Anders genaamd Uzzia, onder, 2 Kon. 15:13,30; 2 Kron. 26:1.

2Ki 15.13,30 2Ch 26.1
4) hij deed

Te weten, zolang als de profeet Zacharia leefde; 2 Kron. 26:5.

2Ch 26.5
5) plaagde den koning,

De oorzaak hiervan was, omdat hij door grote vermetelheid zich aantrok het ambt der priesters, gaande in den tempel om te roken, 2 Kron. 26:16.

2Ch 26.16

6) afgezonderd huis;

Hebreeuws, een huis der vrijheid; dat is, in een huis dat vrij, of afgezonderd was van andere huizen en alleen stond, naar het voorschrift der wet, die God van de melaatsen gegeven had; Lev. 13:46.

Le 13.46

7) het huis,

Te weten, des konings; dat is, hij was als hofmeester, en had het opperste bevel over het gehele huis en hof des konings.

8) richtende

Dat is, regerende het gehele land, en opzicht hebbende over de bediening van het recht en de onderhouding van alle goede wetten. Vergelijk 2 Kron. 26:21.

2Ch 26.21
9) bij zijn vaderen,

Dat is, wel in den akker, of het stuk velds, verordend tot der koningen begraving, maar wat bezijden af van hunne graven, om zijner melaatsheid wil, 2 Kron. 26:23.

2Ch 26.23
10) Sallum,

Een der oversten.

11) voor het volk,

Dat is, in het openbaar; waaruit schijnt dat de daad van Sallum het volk niet mishaagde en dat Zacharia in den haat der gemeente was.

12) U zullen zonen

Zie boven, 2 Kon. 10:30, en de aantekening daarop.

2Ki 10.30
13) Uzzia,

Matth. 1:9, genaamd Ozias. Anders, boven, 2 Kon. 14:21, en in 2 Kon. 15:1,6,7,8, Azaria.

Mt 1.9 2Ki 14.21 15.1,6,7,8

14) een volle maand

Hebreeuws, een maand der dagen; dat is, ene maand tijds, een volle en gehele maand, hebbende al haar dagen. Alzo Gen. 29:14. Zie de aantekening.

Ge 29.14
15) Thirza,

Zie 1 Kon. 14:17.

1Ki 14.17
16) Tifsah,

Zie van deze stad 1 Kon. 4:24.

1Ki 4.24

17) had opengedaan,

Te weten, de poorten der stad, als hij op de reis was om Sallum te overvallen.

18) [en regeerde]

Van dit ingevoegde, zie boven, 2 Kon. 13:1. Alzo onder, 2 Kon. 15:23,27.

2Ki 13.1 15.23,27
19) Pul,

Genoemd in de histori‰n, naar sommiger mening, Phulbelochus.

20) duizend talenten

Zie van het gewicht eens talents Exod. 25:39.

Ex 25.39

21) opdat zijn hand

Dat is, om met deze som den vrede van de Assyri‰rs te kopen en zich in zijn koninkrijk te verzekeren.

22) voor elk man

Dat is, om aan elken Assyrischen soldaat [zo enigen menen] zoveel te tellen. Zie van het gewicht des zilveren sikkels, Gen. 23:15. Anderen vertalen, van elk man; verstaande dit niet van de Assyri‰rs, die het geld ontvingen, maar van de geweldigen der Isra‰lieten, die het betalen moesten.

Ge 23.15
23) Argob

Die hem vergezelschapten, om zijn verraad te helpen uitvoeren; daartoe dienden ook de Gileadieten hier vermeld.

24) Arje,

Het Hebreeuwse woord betekent die leeuw, gelijk het ook van sommigen zo overgezet wordt, menende dat een zeker persoon alzo is toegenaamd geweest.

25) Tiglath-pilezer,

Ook genaamd Tillgat-Pilneser, #2 Kron. 28:20, in de wereldse histori‰n Phulaser, de zoon van Phulbelochus; van denwelken, zie boven, 2 Kon. 15:19.

2Ch 28.20 2Ki 15.19

26) Ijon in,

Zie van deze stad en de naastvolgende 1 Kon. 15:20.

1Ki 15.20

27) Janoah,

Een stad, gelegen in de oostpale van den stam van Efra‹m bij de Jordaan. Zie van deze Joz. 16:6.

Jos 16.6

28) Kedes,

Zie van deze stad Richt. 4:6.

Jud 4.6

29) Hazor,

Eertijds een vermaarde koninklijke hoofdstad, Joz. 11:10, daarna den stam van Nafthali ten erfdeel gevallen, Joz. 19:36.

Jos 11.10 19.36

30) Gilead,

Zie Gen. 31:21.

Ge 31.21

31) Galilea,

Zie 1 Kon. 9:11.

1Ki 9.11

32) voerde hen

Namelijk, de inwoners der voorgenoemde landen en steden.

33) in het twintigste jaar

Dat is, na twintig jaren van het begin der regering van Jotham; hetwelk is geweest het vierde jaar der regering van Achaz, overmits Jotham maar zestien jaren regeerde, onder, 2 Kon. 15:33. Anderen menen dat Jotham enige jaren tevoren met zijn vader, uit oorzaak van zijn melaatsheid, gemeen zijn geweest, die hem hier bij de zestien jaren zijner regering zouden toegevoegd zijn.

2Ki 15.33
34) Vijf en twintig jaren

Hebreeuws, een zoon van vijf en twintig jaar.

35) Alleenlijk

Vergelijk 2 Kron. 27:2, en de aantekening.

2Ch 27.2

36) hoge poort

Anders genaamd de poort Sur, en de poort des fondaments. Zie boven, 2 Kon. 11:6, en 2 Kron. 23:5, en de aantekening daarop.

2Ki 11.6 2Ch 23.5
37) In die dagen

Omtrent het einde van de regering van Jotham.

38) Rezin,

Hebreeuws, Retsin.

Copyright information for DutKant