Acts 1

51) het leven hebt

Namelijk het eeuwige leven, hetwelk hier begint, en namaals in den hemel zal volkomen zijn.

52) in Zijn Naam.

Dat is, door Hem en om Zijne verdiensten.

1) eerste boek

Grieks de eerste rede; waardoor hij verstaat zijn Evangelische historie. Zodat daaruit alsook uit het volgende blijkt dat de heilige evangelist Lukas ook dit boek heeft geschreven.

2) Theofilus,

Van deze Theofilus zie de aantekeningen Luk. 1:3.

Lu 1.3
3) door den

Dit kan in den Grieksen tekst gevoegd worden, •f bij de woorden bevelen gegeven, •f bij het woord uitverkoren.

4) uitverkoren

Namelijk tot het apostelambt. Zie Matth. 10:1, enz.

Mt 10.1

5) bevelen had

Namelijk hoe zij het Evangelie zouden prediken door de gehele wereld; Matth. 28:19; Mark. 16:15, en te Jeruzalem wachten op de zending des Heiligen Geestes; Luk. 24:49.

Mt 28.19 Mr 16.15 Lu 24.49
6) vertoond heeft,

Grieks voorgesteld, of tegenwoordig gesteld heeft in velen.

7) kentekenen,

Namelijk waaruit klaarlijk is gebleken, dat hij waarlijk met hetzelfde lichaam van de doden was opgestaan; als daar zijn geweest, dat hij hun dikwijls is verschenen, met hen dikwijls heeft gesproken en gegeten, en dat zij Zijne littekens gezien en getast hebben; Luk. 24; Joh. 20,21.

8) Hij met [hen]

Of, als Hij hen bijeenvergaderd had.

9) de belofte

Dat is, den Heiligen Geest, dien de Vader door Hem beloofd had hun te zullen zenden; Luk. 24:49; Joh. 14:26.

Lu 24.49 Joh 14.26
10) met den Heiligen

Grieks in den Heiligen Geest; namelijk dien Ik op den pinksterdag overvloedig als water over u zal uitstorten. Hetzelfde voorzegt ook Johannes de Doper; Matth. 3:11.

Mt 3.11

11) niet lang na

Grieks niet na vele deze dagen; namelijk tien dagen daarna.

12) aan Israel

Dat is, aan het volk of de nakomelingen Isra‰ls.

13) het Koninkrijk

Namelijk hetwelk de profeten tevoren hebben gezegd, door den Messias te zullen opgericht worden, en zij nog meenden, naar de gemene dwaling, een werelds koninkrijk te zullen zijn.

14) gelegenheden,

Namelijk der tijden, op welke God, hetgeen Hij verordineerd en beloofd heeft, zal willen uitvoeren.

15) Maar gij zult

Of, maar gij zult kracht ontvangen, nadat de Heilige Geest over u zal gekomen zijn.

16) Mijn getuigen

Grieks mij getuigen zijn; namelijk dat Ik de beloofde Messias en Zaligmaker der wereld ben.

17) opgenomen,

Dat is, is opgeheven lichamelijk en zichtbaar van de aarde naar den hemel; Mark. 16:19; Hebr. 1:3, en Hebr. 8:1, welke van Paulus de derde hemel en het paradijs genoemd wordt; 2 Cor. 12:2,4.

Mr 16.19 Heb 1.3 8.1 2Co 12.2,4

18) nam Hem weg

Of, nam hem op, en alzo weg van hunne ogen.

19) twee mannen

Dat is, twee engelen in de gedaante van mannen. Zie Gen. 18:2.

Ge 18.2

20) in witte kleding;

Zo plachten de engelen te verschijnen, om daarmede te tonen de reinheid hunner natuur en dat zij kwamen om blijde dingen te verkondigen. Zie Matth. 28:3; Mark. 16:5; Joh. 20:2.

Mt 28.3 Mr 16.5 Joh 20.2
21) Gij Galilese

Zie Hand. 2:7.

Ac 2.7

22) alzo komen,

Dat is, in zulke wijze, zichtbaar en in ene wolk; Mark. 13:26; Luk. 21:27; Openb. 1:7.

Mr 13.26 Lu 21.27 Re 1.7
23) de Olijf[berg],

Grieks oliegaarden; namelijk berg. Van dezen berg zie Matth. 21:1.

Mt 21.1

24) liggende [van

Grieks hebbende.

25) een sabbatsreize.

Dat is, zover als de Joden mochten gaan op een sabbatdag, op welken het verre reizen verboden was, Exod. 16:29, hetwelk, naar eniger mening, omtrent zeven stadi‰n is geweest. Zodat [elke stadie gerekend zijnde voor honderd vijf en twintig schreden] het omtrent een kwartier uur gaans zou zijn. En alzo gezegd wordt, Joh. 11:18, dat Bethani‰, vanwaar Christus ten hemel is opgevaren, Luk. 24:50, op dezen berg gelegen, vijftien stadi‰n van Jeruzalem was, zo moet dit verstaan worden van het begin des Olijfbergs, op welken Bethani‰ nog wat verder lag.

Ex 16.29 Joh 11.18 Lu 24.50
26) ingekomen waren,

Namelijk niet alleen in de stad, maar ook in een huis, hetwelk sommigen menen geweest te zijn het huis van Maria, de moeder van Johannes Markus, waarvan men leest Hand. 12:12.

Ac 12.12

27) Petrus en Jakobus,

Van deze apostelen zie Matth. 10:2, enz.

Mt 10.2

28) Judas,

Deze Judas werd alzo toegenaamd, om onderscheiden te worden van Judas Iskarioth den verrader; en alzo noemt hij zich ook zelf in zijn Zendbrief, Hand. 1:1; was anders toegenaamd Lebbes; Matth. 10:3.

Ac 1.1 Mt 10.3
29) volhardende

Dat is, krachtig, standvastig, en met lijdzaamheid aanhoudende.

30) de vrouwen,

Namelijk die Christus van Galilea waren gevolgd, en Hem hadden gediend, Matth. 27:55,56; Mark. 15:40; Luk. 23:55; Joh. 19:25, en ook met hunne huisvrouwen, die mede van node hadden gesterkt te worden, als zullende metgezelinnen zijn van de reizen harer mannen; 1 Cor. 9:5.

Mt 27.55,56 Mr 15.40 Lu 23.55 Joh 19.25 1Co 9.5

31) broederen.

Dat is, neven en bloedverwanten, Matth. 12:46, als daar waren Jakobus en Joses, Simon en Judas, zonen van Maria, Christus' moeders zuster; Matth. 13:55.

Mt 12.46 13.55
32) in dezelve

Dat is, op een van die dagen.

33) personen):

Grieks namen; dat is hoofden, of mensen die bij hunne namen geteld worden. Zie Openb. 3:4, en Openb. 11:13.

Re 3.4 11.13
34) gerekend,

Of, geteld.

35) het lot dezer

Zo wordt de dienst van het apostelschap genaamd, omdat deze van God, niet uit verdienste of waardigheid, maar naar Zijn welbehagen gegeven wordt; Hand. 8:21.

Ac 8.21
36) heeft verworven

Namelijk overmits hij den Joden gelegenheid heeft gegeven, dat die akker door hen gekocht werd voor dat geld, hetwelk hem voor de verraderij gegeven was; Matth. 27:6,7. Zodat dit moet verstaan worden niet van het voornemen van Judas, maar van de uitkomst, die daarop gevolgd is.

Mt 27.6,7

37) een akker,

Namelijk den bloedakker, Hand. 1:19.

Ac 1.19

38) door het loon

Grieks uit het loon.

39) der ongerechtigheid,

Dat is, der onrechtvaardige daad der verraderij.

40) voorwaarts

Dewijl gezegd wordt, Matth. 27:5, dat hij verworgd is, zo is het algemeen gevoelen dat hij zichzelven met een strop verhangen heeft, en dat hij alzo voorwaarts over •f in den strop is gevallen, •f de strop gebroken zijnde, voorover gevallen is en gebarsten, en dat hij alzo zijn ingewanden door een rechtvaardig oordeel Gods uitgestort heeft. Zie dergelijk voorbeeld in Achitofel; 2 Sam. 17:23.

Mt 27.5 2Sa 17.23

41) overgevallen

Grieks geworden.

42) bekend geworden

Namelijk dat God den verrader Judas met zulk een dood gestraft had.

43) in hun eigen

Namelijk in de Syrische of Chaldeeuwse taal, die de Joden na de Babylonische gevangenschap gebruikten.

44) een akker des bloeds.

Namelijk omdat hij gekocht was voor het geld, waar het bloed van Christus voor verkocht was geweest.

45) woonstede

David, als een voorbeeld van Christus in den Ps. 69, spreekt wel in het algemeen van zijne vijanden; doch alzo in denzelfden psalm ook van het lijden van Christus geprofeteerd wordt, zo past het de apostel Petrus in het bijzonder op Judas, die een verrader van Christus geweest is.

46) En:

Namelijk, wordt op een andere plaats in het boek der psalmen nog gezegd.

47) Een ander neme

David schijnt deze woorden, in Ps. 109, wel te spreken van Do‰g, die een was van de opperste herders van den koning Saul, en hem met de priesters te Nob had verraden; maar overmits David een voorbeeld van Christus geweest is, zo wordt dit ook bekwamelijk op Judas, die den Heere Christus verraden heeft, van Petrus geduid.

48) opzienersambt.

Hoewel het Griekse woord somtijds allerlei opzienersambten betekent, zo wordt het nochtans hier bijzonderlijk genomen voor het apostelambt van Judas, hetwelk alzo genaamd wordt, omdat de dienaars des Evangelies opzicht hebben over de gemeente; Hand. 20:28.

Ac 20.28
49) ongedaan hebben = omgegaan hebben?????

Of, vergaderd zijn geweest; namelijk als wij Christus volgden. Onder welken zonder twijfel de zeventig discipelen ook geweest zijn.

50) in- en uitgegaan

Dat is, met ons gemeenzaam verkeerd heeft, met ons op en neer gegaan heeft, en zijn ambt, als onze Heere en Meester onder ons bediend heeft, Hebre‰n. Zie Deut. 31:2; Ps. 121:8; Joh. 10:9.

De 31.2 Ps 121.8 Joh 10.9
51) van den doop

Dat is, van den tijd, dat Johannes heeft begonnen te leren en te dopen; want toen begon de bediening des Evangelies, en kort daarna begon ook Christus zelf zijn ambt te bedienen.

52) Zijn opstanding.

Namelijk, en ook van alle andere leerlingen en daden van Christus. Doch hier wordt alleen melding gemaakt van Zijne opstanding, omdat Hij daardoor krachtiglijk is bewezen te zijn de Zoon Gods en de ware Messias; Hand. 2:32; Rom. 1:4.

Ac 2.32 Ro 1.4
53) Jozef,

Deze wordt in sommige boeken genaamd Joses, en wordt gehouden een broeder geweest te zijn van Jakobus den Jonge.

54) Gij Heere!

Zie de reden hiervan in de aantekeningen Gal. 1:1.

Ga 1.1

55) Kenner der

Dat is, Gij die weet hoe zij inwendig in het hart gesteld zijn.

56) wijs van deze

Namelijk door het lot, hetwelk van U bestuurd wordt; Spreuk. 16:33.

Pr 16.33
57) het lot dezer

Zie Hand. 1:17.

Ac 1.17

58) afgeweken is,

Of, afgetreden is; dat is, waar Judas om zijne boosheid uitgevallen is.

59) in zijn eigen

Namelijk die hem en zijns gelijken, van God naar zijn rechtvaardig oordeel verordineerd is, en de plaats der pijn genaamd wordt; Luk. 16:28.

Lu 16.28
60) wierpen hun

Grieks gaven hunne loten; namelijk van Jozef en Matthias, uit welken een door het lot zou verkoren worden, opdat alzo zijne beroeping tot het apostelschap als van God zelf zou komen.

61) viel op Matthias,

Zie dergelijke in de verkiezing van Saul tot het koningsambt; 1 Sam. 10:20.

1Sa 10.20

62) met gemene

Dat is zij hebben allen deze goddelijke verkiezing voor goed gekend en aangenomen.

Copyright information for DutKant