Acts 22

1) broeders en

Hij noemt het gemeen volk, die hem in ouderdom gelijk waren, broeders, en hunne oudsten en oversten vaders, om hen alzo met deze aanspraak tot gunstig gehoor te verwekken. Zie dergelijk voorbeeld in Stefanus; Hand. 7:2.

Ac 7.2
2) Hebreeuwse taal

Dat is, Syrische die met de Hebreeuwse grote gemeenschap had, en daarom voor ‚‚ne taal werd gehouden. Want het Joodse volk had na de Babylonische gevangenis, door het gedurig verkeer met de Syri‰rs en Assyri‰rs, de zuiverheid van de Hebreeuwse taal met die talen zeer vermengd.

3) aan de voeten

Dat is, onder de onderwijzing en het opzicht van dien vermaarden wetgeleerde Gamali‰l, van wiens aanzien onder het volk getuigd wordt Hand. 5:34. En is deze wijze van spreken hiervan genomen, dat de leraars hoger in verheven stoelen of zetels zaten, en de discipelen op lager banken voor hunne voeten, gelijk ook van Maria gezegd wordt, Luk. 10:39.

Ac 5.34 Lu 10.39

4) de bescheidenste

Of, naar de scherpste. Grieks naar de scherpigheid; dat is, de Farizese, die van de Joden voor de beste en scherpste onderhoudster der wet gehouden werd. Zie Hand. 26:5; Filipp. 3:5.

Ac 26.5 Php 3.5

5) een ijveraar

Dat is, een ijveraar van de wet Gods; doch zonder verstand, gelijk Paulus daarbij voegt, Rom. 10:2.

Ro 10.2
6) dezen weg vervolgd

Dat is, deze leer of godsdienst. Zie Hand. 9:2, en Hand. 19:9,23.

Ac 9.2 19.9,23

7) tot den dood,

Dat is, om hen ter dood te brengen; gelijk aan Stefanus geschied was; Hand. 7:60.

Ac 7.60
8) de broeders,

Dat is, de Joden en hunne oversten, Hand. 9:2, die hij broeders noemt, omdat zij van ‚‚n geslacht waren, hoewel bittere vijanden der Christenen.

Ac 9.2
9) het geschiedde

Zie van deze geschiedenis Hand. 9:3, en vervolgens met de aantekeningen daarover.

Ac 9.3
10) hoorden zij niet.

Namelijk met verstand der woorden; want anders hoorden zij het geluid. Zie de aantekeningen Hand. 9:7.

Ac 9.7
11) vanwege de

Dat is, de uitnemende klaarheid van dit licht had mijne ogen alzo verduisterd, dat er gelijk schellen op waren gekomen; Hand. 9:18.

Ac 9.18
12) Kwam tot mij,

Namelijk van Christus door een gezicht gezonden; Hand. 9:10.

Ac 9.10

13) word weder ziende!

Of, zie opwaarts.

14) werd ik ziende

Of, zag ik op hem.

15) te voren verordineerd,

Of, tevoren geschikt. Het Griekse woord betekent zoveel als bij de hand genomen.

16) den Rechtvaardige

Dat is, Jezus Christus, die geen zonde heeft gekend, hoewel hij als een onrechtvaardige is veroordeeld; Jes. 53:11; Hand. 3:14; 1 Joh. 2:1.

Isa 53.11 Ac 3.14 1Jo 2.1
17) uw zonden afwassen,

Dat is, tot een teken en verzegeling, dat uwe zonden door het bloed en den Geest van Christus afgewassen zijn; ene wijze van spreken, die van de sacramenten dikwijls gebruikt wordt. Zie Mark. 1:4; Ef. 5:26, hetwelk nader verklaard wordt Matth. 3:11; 1 Petr. 3:21; 1 Joh. 1:7.

Mr 1.4 Eph 5.26 Mt 3.11 1Pe 3.21 1Jo 1.7
18) een vertrekking

Grieks uitstand; waarvan zie Hand. 10:10. Dit schijnt geschied te zijn nadat hij uit Arabi‰ weder naar Jeruzalem gekeerd was, drie jaren na zijne bekering; Gal. 1:18.

Ac 10.10 Ga 1.18
19) ga in der haast

Dit gehele verhaal van Paulus, gelijk ook het vorige, dient daartoe om den Joden te bewijzen dat hij niet uit onwetendheid van de beloften, den Joden geschied, noch uit enige partijschap tegen hen, maar alleen door de stem en den wil gods gedrongen zijnde, tot de heidenen was gegaan, om hun het Evangelie te prediken.

20) getuige,

Grieks martyros; waarvan het woord martelaar komt, omdat zij met hun bloed de waarheid des Evangelies getuigenis geven, van welke Stefanus na de verrijzenis van Christus de eerste is geweest.

21) tot dit woord toe;

Namelijk opdat zij niet konden verdragen dat de heidenen hun gelijk gesteld of boven hen werden verheven, zijn zij daarover zo ontsteld geworden.

22) klederen van

Of, mantels, opperklederen.

23) stof in de lucht

Namelijk uit onstuimigheid als razende mensen. Anderen menen, dat zij zulks deden om te tonen dat hij naar hunne wet als een lasteraar behoorde gestenigd te worden; waartoe het afwerpen van de klederen diende, Hand. 7:58, en het werpen van stof inplaats van stenen, die zij daar niet hadden.

Ac 7.58
24) de overste,

Namelijk de kolonel of kommandeur van het kasteel Antonia, genaamd Claudius Lysias; Hand. 23:26.

Ac 23.26

25) de legerplaats

Zie daarvan Hand. 21:34.

Ac 21.34
26) met de riemen

Dat is, alzo bonden, dat zijne leden uitgerekt worden aan een staak of pilaar, om gegeseld te worden.

27) een Romeinsen mens,

Dat is, een die het burgerrecht van de stad Rome heeft. Zie Hand. 22:28.

Ac 22.28

28) onveroordeeld,

Dat is, zonder behoorlijke kennis van zaken genomen te hebben.

29) geboren.

Namelijk niet dat hij in de stad van Rome geboren was, maar in de stad Tarsen in Cilici‰, wier burgers van den keizer Augustus verkregen hadden het burgerrecht der stad Rome, doordien zij in den oorlog van denzelven tegen Brutus en Cassius, met hem gehouden en veel geleden hadden, van hunne middelen daardoor beroofd zijnde. Zie Dion. Chrys. in Tars. 2, en Dion. Cass. lib. 47. Plinius noemt dezelve ook ene vrije stad; Hist. nat. lib. 5, cap. 27. Zie ook de aantekeningen Hand. 9:11.

Ac 9.11
30) afgebracht hebbende,

Namelijk uit het kasteel Antonia [hetwelk op ene hoogte lag] naar beneden, ergens in ene plaats van het voorkasteel, of daaromtrent, waar hij den Raad der Joden heeft ontboden. Want het is niet waarschijnlijk, dat hij in den tempel zelf Paulus gebracht heeft, alzo Lysias met de zijnen heidenen waren, en daarom in den tempel zelf niet mochten komen; en nochtans blijkt Hand. 23:10, dat hij en zijne soldaten daar tegenwoordig zijn geweest.

Ac 23.10
Copyright information for DutKant