Exodus 22

62) in alle manier os voor os vergelden;

Hebreeuws, wedergevende, wedergeven.

63) zijns wezen.

Te weten, van dengene wiens os den ander gedood heeft.

1) in het doorgraven,

Gelijk Matth. 24:43. Hebreeuws, in doorgraving, of, met een doorgravend instrument.

Mt 24.43

2) het zal hem geen bloedschuld zijn.

Hebreeuws, het zal hem geen bloeden zijn; dat is, hem [te weten den doodslager des diefs] zal geen bloed toegerekend worden; hij zal daarom niet als een doodslager gestraft worden. Aldus wordt het woord bloeden genomen, Num. 35:27, en elders.

Nu 35.27
3) Indien de zon

Dat is, indien het klaar dag is als de dief inbreekt, die hem dan doodslaat, diens bloed zal daarom vergoten worden.

4) over hem opgegaan is,

Te weten, over den dief, toen hij geslagen werd.

5) hem een bloedschuld zijn;

Te weten, den doodslager.

6) volkomen wedergeven;

Hebreeuws, wedergevende wedergeven; hij, te weten den dief, van welken Exod. 22:1 gesproken is, welke zaak hier vervolgd wordt.

Ex 22.1
7) in zijn hand

Dat is, bij hem, hetzij in zijn huis, of stal, eer hij het gestolene geslacht of verkocht heeft.

8) voorzeker gevonden wordt,

Hebreeuws, gevonden wordende gevonden wordt.

9) hetzij os, of ezel, of klein vee,

Hebreeuws, van den os tot den ezel.

10) wijngaard laat afweiden,

Versta hierbij, of iets dergelijks, als hof, of tuin, jonge boompjes of hagen, enz.

11) en vat

Hebreeuws, en het vindt de doornen.

12) de doornen,

Versta hierbij, of het stro, of hooi, of iets dergelijks, wat lichtelijk in brand komt.

13) of vaten te bewaren geeft,

Dat is, huisraad.

14) goden gebracht worden,

Dat is, overheden, gelijk Exod. 21:6.

Ex 21.6

15) of hij niet zijn hand aan zijns naasten have gelegd heeft.

Versta hierbij, om te onderzoeken.

16) hetwelk iemand zegt,

Anders, die zegt dat het dat is, of dat hij het is.

17) beider zaak zal voor de goden komen;

Te weten, des klagers, en des beklaagden.

18) bewaren geeft,

Te weten, voor geld.

19) niemand ziet;

Te weten, die daarvan getuigen kon.

20) des HEEREN eed tussen hen beiden zijn,

Dat is, de eed, waarmede de Heere tot getuige wordt aangeroepen.

21) zal [dien] aannemen;

Dat is, met den eed tevreden zijn, en zich laten vergenoegen.

22) hij zal het niet wedergeven.

Te weten, de bewaarder.

23) zekerlijk gestolen is,

Hebreeuws, stelende gestolen is.

24) het brenge tot getuige,

Dat is, iets, of, wat van het verscheurde, gelijk Amos 3:12.

Am 3.12
25) begeert,

Versta hierbij, en hij leent het hem.

26) zal hij het volkomen wedergeven.

Hebreeuws, zal het wedergevende wedergeven; dat is, betalen.

27) indien het gehuurd is,

De zin is: hij die het gehuurd heeft, zal vrij zijn met de bedongen huur te betalen.

28) die niet ondertrouwd is,

Een ondertrouwde maagd te beslapen was de dood; Deut. 22:23.

De 22.23
29) ganselijk weigert haar aan hem te geven,

Hebreeuws, weigerende weigert.

30) geven

Hebreeuws, wegen; eertijds woog men elkander het geld toe.

31) naar den bruidschat der maagden.

Dit was vijftig sikkelen zilvers, Deut. 22:29. Dit zijn omtrent twaalf rijksdaalders en een half.

De 22.29
32) toveres zult gij niet laten leven.

Versta, dat dit ook gesproken wordt van de tovenaars, Deut. 18:10.

De 18.10
33) die zal zekerlijk gedood worden.

Lev. 20:15, beveelt God dat het beest ook zal gedood worden.

Le 20.15
34) offert,

Onder den naam van offerande doen, moet men ook verstaan allerlei dienst en eerbieding, Deut. 17:3.

De 17.3

35) die zal verbannen worden.

Dat is, hij zal gehouden worden voor vervloekt, en zal uitgeroeid worden.

36) enigszins beledigt,

Hebreeuws, beledigende beledigt.

37) enigszins tot Mij roepen,

Of, ernstig. Hebreeuws, roepende roepen.

38) zekerlijk verhoren;

Hebreeuws, verhorende verhoren.

39) woeker leggen.

Het Hebreeuwse woord neschech heeft zijn naam van bijten, omdat de woeker de arme lieden bijt en verteert.

40) enigszins

Hebreeuws, te pand nemende te pand neemt.

41) uws naasten

Versta hierbij, indien hij een arm man is, die maar ‚‚n kleed heeft, gelijk blijkt uit Exod. 22:27; Deut. 24:12,13.

Ex 22.27 De 24.12,13

42) kleed te pand neemt,

Versta hieronder ook deksel.

43) eer de zon

Of, tegen, terwijl de zon ondergaat.

44) ondergaat;

Hebreeuws, ingaat; te weten, in haar slaapkamer, gelijk David spreekt, Ps. 19:6.

Ps 19.5
45) De goden zult gij niet vloeken,

Zie Exod. 21:6, en versta hier, door de oversten, zowel de voorstanders der kerk als der politieke regering van dien tijd, gelijk blijkt uit de woorden van Paulus, Hand. 23:3.

Ex 21.6 Ac 23.3
46) Uw volheid

Dat is, de volrijpe vruchten, of de vruchten, die vol en rijp zijn, gelijk Num. 18:27.

Nu 18.27

47) uw tranen

Aldus worden de wijn en de olie genoemd, omdat zij als tranen vlieten, wanneer zij uitgeperst worden.

48) niet uitstellen;

Versta hierbij, maar gij zult ze Mij ten rechten tijd betalen.

49) zult gij Mij geven.

Of, rantsoenen met vijf sikkelen zilvers, die men den priesters des Heeren gaf, Num. 18:16.

Nu 18.16
50) heilige lieden zijn;

Hebreeuws, mannen der heiligheid; dat is, leidende een heiliger en godzaliger leven dan de heidenen.

51) dat op het veld verscheurd is,

Lev. 17:15 worden hier bijgevoegd de beesten, die vanzelf sterven.

Le 17.15
Copyright information for DutKant