Psalms 44

1) onderwijzing

Zie van deze titel Ps. 42:1.

Ps 42.1

2) vaders

Dat is, voorvaders, de een voor, de ander na.

3) dagen

Hebr. dagen der oudheid.

4) henlieden

Te weten, onze voorvaders.

5) geplaagd

Hebr. kwaad gedaan; dat is, in het verderf gebracht, allerlei plagen aangedaan.

6) voorschieten

Als een wijnstok wijd en zijd uit gebreid. Zie Ps. 80. 9,10, enz.

Ps 80.8,9
7) heil

Of, overwinning. Zie 2 Sam. 8:6.

2Sa 8.6

8) licht

Dat is, uw genadige tegenwoordigheid, gunst en bijstand. Verg. Ps. 43:3, en Num. 6:25,26.

Ps 43.3 Nu 6.25,26
9) mijn Koning

Aldus spreekt de profeet hier, en in het volgende, in den naam van de kerk.

10) gebied

Gelijk Ps. 42:9. Zie Lev. 25:21.

Ps 42.8 Le 25.21

11) Jakobs

Dat is, Jakobs nakomelingen, uw volk Isra‰l.

12) hoornen

Een gelijkenis, genomen van de gehoornde beesten. Zie Deut. 33:17.

De 33.17
13) Sela

Zie Ps. 3:3.

Ps 3.2
14) achterwaarts

Dat is, doet ons vluchten voor onze vijanden. Of, hebt ons achterwaarts doen keren, en zo in het volgende.

15) voor zich

Zij roven ons goed en have tot hun voordeel, makende zich rijk van het onze, dat zij geroofd hebben.

16) schapen

Hebr. schapen der spijze; dat is, die men slacht en opeet. Verg. Ps. 44:23.

Ps 44.22
17) om gene

Hebr. om geen goed, of rijkdom; of voor hetgeen geen rijkdom is, geen goed verstrekt; dat is, als omniet; zij worden wel als een verkochte waar aan den vijand overgeleverd, maar zonder prijs.

18) verhoogt

Hebr. vermeerderd, vergroot, niet in hunne prijzen, of schattingen. De manier van spreken schijnt genomen te zijn van de gewoonte, die men houdt in verkopen, daar men gemeenlijk den geboden prijs verhoogt als de waar van enige waarde is. Maar de profeet wil zeggen dat Gods volk alzo verkocht wordt, alsof het de moeite niet waard ware meer te eisen of te doen bieden dan de koper ten eerste voorstelde; dat is te zeggen dat zij van zeer klein waarde geacht zijn, ja snoder dan gemene slaven, die men zo op het eerste bod nog niet verkoopt, welker prijs nog wel verhoogd wordt. Verg. Deut. 28:68. Anders, Gij doet geen voordeel, of, Gij vermeerderd, [dat is, Gij verrijkt,] U niet van hun prijs, Gij bekomt geen voordeel, of gewin van hun prijs, omdat de vijand hen als voor niet wegneemt, dat het eigenlijk geen koop kan heten.

De 28.68
19) hoofdschudding

Zie 1 Kon. 9:8; 2 Kon. 19:21.

1Ki 9.8 2Ki 19.21
20) wij U

Dit is te verstaan van de vromen en verstandigen on der het volk, die alhier klagen dat zij dit niet lijden als boosdoeners en affalligen van God, maar integendeel omdat zij God en zijn woord vastelijk aanhangen, gelijk zij, betuigen, Ps. 44:23.

Ps 44.22
21) pad

Dat is, de geboden, waarin Gij ons bevolen hebt te wandelen.

22) draken

Hierdoor kan men verstaan de heidense tirannene. Hebr. des draaks. Anders, der walvissen; dat is, als in de zee, dat is in de allergrootste noden, uiterste gevaren.

23) doodsschaduw

Zie Ps. 25:4.

Ps 25.4
24) uitgebreid

Om dien te aanbidden. Verg. Exod. 9:29; 1 Kon. 8:22; Ps. 143:6.

Ex 9.29 1Ki 8.22 Ps 143.6
25) om

Omdat wij van U niet willen afwijken, maar in uw verbond volharden.

26) Waak op

Menselijk van God gesproken, gelijk elders dikwijls, wanneer God zijne hulp intrekt; anderszins slaapt en sluimert Hij niet; Ps. 121:4.

Ps 121.4
27) stof

Wij zijn ten uiterste vernederd, verdrukt, veracht, moedeloos en verslagen. Verg. Ps. 113:7, en Ps. 119:25; idem Klaagl. 3:29.

Ps 113.7 119.25 La 3.29
Copyright information for DutKant