Psalms 59

1) gouden

Zie Ps. 57:1.

Ps 57.1

2) doden.

Maar david, door Gods genadige regering, door Michal ter venster uitgelaten en ontkomen was; 1 Sam. 19:12.

1Sa 19.12

3) hoog

Waar ik vrij en behouden ben.

4) mannen

Zie Ps. 5:7.

Ps 5.6
5) ziel

Dat is, persoon, of leven.

6) zonder

Zonder dat ik tegen hen gezondigd, of hun iets misdaan heb, buiten al mijne schuld.

7) bereiden

Tot mijne vervolging.

8) mij tegemoet,

Dat is, om mij ter rechter tijd en plaats te helpen en te ontzetten.

9) zie.

In welke nood ik zat of welk kwaad zij al tegen mij aanleggen.

10) heirscharen,

Zie 1 Kon. 18:15.

1Ki 18.15

11) heidenen

Bastaard-Isra‰lieten, die den heidenen in barbaarse boosheid en bitterheid gelijk zijn. Verg. Gen. 21:1.

Ge 21.1

12) bezoeken;

Dat is, straffen. Zie Gen. 21:1.

Ge 21.1

13) niemand

Hebr. Wees geen ongerechtige trouwbrekers genadig.

14) Sela.

Zie Ps. 3:3.

Ps 3.2
15) keren

Als zij mij den ganse dag gezocht en niet gevonden hebben, of, zij keren ginds en weder om mij ergens te betrappen.

16) hond

Die blaft en groot getier maakt als hij een wild najaagt, of raast en huilt om eten als hem hongert en hij niets krijgt. Zie Ps. 59:15,16, en verg. Ps. 22:17.

Ps 59.14,15 22.16
17) storten

Of, gieten, bobbelen, of borrelen uit allerlei lasterredenen van mij. Van het Hebr. woord , zie Ps. 19:3, en verg. Jer. 6:7, en onder Ps. 59:13, Ps. 59:13.

Ps 19.2 Jer 6.7 Ps 59.12,12

18) wie hoort

Dit zijn de woorden der vijanden, waarmede zij te kennen geven dat zij door geen vreze Gods wederhouden worden, sprekende al wat zij willen, alsof er geen God ware, die het hoorde. Zie Ps. 10:11, en Ps. 94:7.

Ps 10.11 94.7
19) belachen;

Zie Ps. 2:4.

Ps 2.4

20) heidenen

Zie Ps. 59:6.

Ps 59.5
21) zijne

Van mijn vijande Saul, die mij veel te machtig en te sterk is, zodat ik hem niet kan wederstaan; dat alles zal ik U bevelen en met geduld wacht houden, verbreidende en uit- en omziende naar uwe hulp en bescherming, waaronder ik veiliger ben dan of ik in een hoog vast slot verzekerd ware. Verg. onder Ps. 59:17,18.

Ps 59.16,17
22) mijner

Of, mijner weldadigheid; dat is, mijn goedertierene of weldadige God, die mij gunstig of wŠl genegen en zijne goedertierenheid aan mij bewezen heeft. Verg. Jer. 2:2, met de aantekening.

Jer 2.2

23) voorkomen;

Of, bejegenen, ontmoeten; dat is, ter rechter tijd goedertierenlijk helpen.

24) op mijne

Of, aan; te weten, mijnen wens, of zijne wraak. Zie Ps. 54:9, en Ps. 22:18.

Ps 54.7 22.17
25) Dood

Breng hen niet tevens en schielijk om, maar verdeel uwe oordelen op tijden en malen, opdat mijn volk [waarover Gij mij tot koning gezalfd hebt, of mijne landslieden] de menigvuldigheid uwer straffen voor en na aanschouwende, des te beter daaraan gedenken en daardoor geleerd worden.

26) omzwerven

Tot een schouwspel.

27) werp

Of, doe hen nederdalen, uit hunne staat en eer, waarop zij zich trotselijk verlatende, zoveel kwwads voornemen en bedrijven.

28) [Om]

Omdat er niet dan zonde te weten, trots spreken, vloeken en liegen over mij] uit hunne mond gaat. Sommigen voegen deze woorden bij het woord vergeten in het voorgaande Ps. 59:12, in dezen zin: Opdat mijn volk niet vergete hoe trots zij plgen te spreken en hoe zij daarover varen; te weten, dat zij daarin alzo gevangen worden, dat men van hun vloeken en liegen [de oorzaak hunner straf] niet genoeg kan vertellen. Anders: de zonde huns monds [is] het woord hunner lippen; laat hen dan, enz.; dat is, het is al leugen wat zij spreken; daarom, enz.

Ps 59.11

29) vertellen.

Die zij dagelijks in hunne redenen zonder schroom bij menigten uitsmuiten, gelijk boven Ps. 59:8. Anders: zij zullen van den vloek en van de magerheid vertellen.

Ps 59.7
30) Verteer

Allengskens door verscheidenen plagen, uit verg. van Ps. 59:12.

Ps 59.11

31) weten

Dat is, gewaarworden, bevinden.

32) Jakob,

Onder Gods volk, Isra‰l.

33) Laat

Hier herhaalt de profeet vast dezelfde woorden, die boven Ps. 59:7. staan, maar spottenderwijze, uit een heilig vast vertrouwen van Gods rechtvaardige vergelding, die zijne vijanden zou wedervare.

Ps 59.6
34) omzwerven

Gelijk Ps. 59:12.

Ps 59.11

35) om spijs;

Hebr. om te eten.

36) vernachten

Zie het tegendeel Spreuk. 19:23. Anders: murmureren, huilen, grijnzen, zo zij niet verzadigd zijn; omdat het Hebr. woord in beide betekenissen gevonden wordt.

Pr 19.23
37) uwe sterkte

Gesteld tegen des vijands sterkte, boven Ps. 59:10, alzo in het volgende Ps. 59:18.

Ps 59.9,17
Copyright information for DutKant