2 Chronicles 9

1En toen de koningin van Scheba het gerucht van Salomo hoorde, kwam zij, om Salomo met raadselen te verzoeken, te Jeruzalem, met een zeer zwaar heir, en kemelen, dragende specerijen en goud in menigte, en kostelijk gesteente; en zij kwam tot Salomo, en sprak met hem al wat in haar hart was.
 toen de koningin Zie de bredere verklaring van dit hfdst. 1Ki 10 , alwaar deze historie eerst beschreven is.
2En Salomo verklaarde haar al haar woorden; en geen ding was er verborgen voor Salomo, dat hij haar niet verklaarde. 3Als nu de koningin van Scheba zag de wijsheid van Salomo, en het huis, dat hij gebouwd had, 4En de spijze zijner tafel, en het zitten zijner knechten, en het staan zijner dienaren, en hun kledingen, en zijn schenkers, en hun kledingen, en zijn opgang, waardoor hij opging in het huis des Heeren, zo was in haar geen geest meer.
 zitten Zie 1Ki 10:5 .
,
 staan Versta, den welgeschikten, waarden en vaardigen dienst, die hem zittende aan de tafel van zijn hofdienaren gedaan werd. Het kan ook verstaan worden van zijn dienaren in het algemeen, die omtrent hem stonden, of bij de hand waren, bereid om op zijn bevelen te wachten.
,
 zo was in haar geen geest meer Zie 1Ki 10:5 .
5En zij zeide tot den koning: Het is een waarachtig woord geweest, dat ik in mijn land gehoord heb, van uw zaken en van uw wijsheid.
 zaken Hebreeuws, van uwe woorden.
6En ik heb hun woorden niet geloofd, totdat ik gekomen ben, en mijn ogen dat gezien hebben; en zie, de helft van de grootheid uwer wijsheid is mij niet aangezegd; gij hebt overtroffen het gerucht, dat ik gehoord heb.
 gij hebt overtroffen Hebreeuws, gij hebt toegedaan tot, of boven het gerucht, enz.
7Welgelukzalig zijn uw mannen, en welgelukzalig deze uw knechten, die geduriglijk voor uw aangezicht staan, en uw wijsheid horen. 8Geloofd zij de Heere, uw God, Die behagen in u gehad heeft, om u op Zijn troon, den Heere, uw God, tot een koning te zetten; overmits uw God Israël bemint, om hetzelve tot in eeuwigheid op te richten, zo heeft Hij u tot een koning over hen gesteld, om recht en gerechtigheid te doen.
 Zijn troon, 1Ki 10:9 staat, op den troon Israëls. Zij verstaat dat de Israëlieten Gods bijzonder volk en de koningen Gods stadhouders waren, vervolgens dat hij God in zijn regering voor zijn overste moest kennen en in zijn naam zijn volk rechtdoen.
,
 den HEERE, Dat is, om hem in zulken koninklijken staat alzo te dienen dat zijn naam daardoor groot gemaakt werd.
,
 op te richten, Of, te bevestigen, of staande gehouden.
9En zij gaf den koning honderd en twintig talenten gouds, en specerijen in grote menigte, en kostelijk gesteente; en er was gelijk deze specerij, die de koningin van Scheba den koning Salomo gaf, geen geweest.
 talenten gouds, Zie Exo 25:39 .
,
 gelijk deze specerij, Te weten in zulke menigte. Vergelijk 1Ki 10:10 .
10Verder ook Hurams knechten, en Salomo’s knechten, die goud brachten uit Ofir, brachten algummimhout en edelgesteente.
 Ofir, Zie 1Ki 9:28 .
,
 algummimhout Ook genaamd almuggimhout, 1Ki 10:11 . Zie aldaar de aantekening.
11En de koning maakte van dat algummimhout hoge gangen tot het huis des Heeren en tot het huis des konings, mitsgaders harpen en luiten voor de zangers; desgelijks ook was te voren in het land van Juda niet geweest.
 hoge gangen Hebbende aan beide zijden handleuningen en ondersteunsels, waarom zij ook steunsels genaamd zijn, 1Ki 10:12 ; door deze gangen ging men van het huis des konings tot het huis des Heeren. Zie 1Ki 10:12 .
,
 desgelijks Te weten, algummimhout.
12En de koning Salomo gaf de koningin van Scheba al haar behagen, wat zij begeerde, behalve hetgeen zij tot den koning gebracht had; zo keerde zij, en toog naar haar land, zij en haar knechten.
 behalve hetgeen Dat is, zonder hetgeen, dat hij haar gaf voor hetgeen, dat zij hem geschonken had.
13Het gewicht nu van het goud, dat voor Salomo op een jaar inkwam, was zeshonderd zes en zestig talenten gouds; 14Behalve dat zij van de kramers en de kooplieden inbrachten; ook brachten alle koningen van Arabië, en de vorsten deszelven lands, goud en zilver aan Salomo.
 kramers Zie van dezen 1Ki 10:15 .
,
 brachten Te weten, om hun jaarlijkse schatting te betalen.
15Daartoe maakte de koning Salomo tweehonderd rondassen van geslagen goud; zeshonderd sikkelen van geslagen goud liet hij opwegen tot elke rondas.
 sikkelen Van den gemenen gouden sikkel, zie Gen 24:22 .
16Insgelijks driehonderd schilden van geslagen goud; driehonderd sikkelen gouds liet hij opwegen tot elk schild; en de koning leide ze in het huis des wouds van den Libanon.
 driehonderd sikkelen Of drie ponden, of minen gouds, gelijk er staat 1Ki 10:17 , doende elk pond honderd sikkelen. Zie aldaar de aantekening.
,
 het huis des wouds Zie van dit huis 1Ki 7:2 , enz., en de aantekening.
17Nog maakte de koning een groten elpenbenen troon, en hij overtoog denzelven met louter goud.
 louter goud Ja met het allergelouterdste. Zie 1Ki 10:18 , waar het dicht goud genaamd wordt.
18En de troon had zes trappen en een voetbank van goud, aan den troon vast zijnde, en leuningen aan beide zijden, tot de zitplaats toe; en twee leeuwen stonden bij de leuningen.
 leuningen Hebreeuws, handen.
,
  aan beide zijden, Hebreeuws, van hier, van van daar, of, van ginds, en van weer; alzo in vs.19.
19En twaalf leeuwen stonden daar aan beide zijden, op de zes trappen; desgelijks is in geen koninkrijk gemaakt geweest. 20Ook waren alle drinkvaten van den koning Salomo van goud, en alle vaten van het huis des wouds van den Libanon waren van gesloten goud; het zilver was in de dagen van Salomo niet voor iets geacht.
 gesloten goud; Zie 1Ki 6:20 .
,
 zilver Deze woorden met de volgende van vs.20 worden ook aldus vertaald: Geen zilver was er aan; [want] het was in de dagen van Salomo [niet] voor enig ding geacht.
21Want des konings schepen voeren naar Tharsis, met de knechten van Huram; eens in drie jaren kwamen de schepen van Tharsis in, brengende goud, en zilver, elpenbeen, en apen, en pauwen.
 eens in drie jaren Het oorspronkelijke woord, hetwelk anders betekent ene, wordt dus voor eens, of eenmaal ook genomen; Exo 30:10 ; Jos 6:3 ; 2Ki 4:35 , en 2Ki 6:10 ; Job 33:14 , en Job 39:38 .
,
 Tharsis in, Zie 1Ki 10:22 .
22Alzo werd de koning Salomo groter dan alle koningen der aarde in rijkdom en wijsheid. 23En alle koningen der aarde zochten Salomo’s aangezicht, om zijn wijsheid te horen, die God in zijn hart gegeven had.
 alle koningen Te weten, tot welke het gerucht van Salomo's wijsheid en rijkdom gekomen was.
24En zij brachten een ieder zijn geschenk, zilveren vaten, en gouden vaten, en klederen, harnas, en specerijen, paarden, en muilezelen, van elk van jaar tot jaar.
 elk van jaar Hebreeuws, de zaak des jaars in het jaar; dat is, elk geschenk jaarlijks; alzo 1Ki 10:25 .
25Ook had Salomo vier duizend paardenstallen, en wagenen, en twaalf duizend ruiteren; en hij leide ze in de wagensteden, en bij den koning te Jeruzalem.
 vier duizend paardenstallen, Hoe dit te vergelijken is met 1Ki 4:26 , waar het getal is van veertig duizend, zie aldaar de aantekening.
,
 wagens, Versta niet van deze wagens, dat zij mede vier duizend zouden geweest zijn; maar het getal derzelve is hier verzwegen, en wordt uitgedrukt 1Ki 10:26 .
,
 wagensteden, Zie 1Ki 9:19 .
26En hij heerste over alle koningen, van de rivier tot aan het land der Filistijnen, en tot aan de landpale van Egypte.
 rivier Namelijk, Eufraat, die door uitnemendheid, de rivier genoemd wordt. Zie Gen 31:21 . Hier is de vervulling der beloften aan Abraham gedaan, Gen 15:18 . Zie ook 1Ki 4:21 , en de aantekening.
,
 tot aan het land Merk hier de landpalen van Palestina; de rivier Eufraat was zijn pale oost — en noordwaarts, het land der Filistijnen westwaarts, en Egypte zuidwaarts. Vergelijk Gen 15:18 .
27Ook maakte de koning het zilver in Jeruzalem te zijn als stenen, en de cederen maakte hij te zijn als de wilde vijgebomen, die in de laagte zijn, in menigte. 28En zij brachten voor Salomo paarden uit Egypte, en uit al die landen.
 paarden Van den tol der paarden en andere waren uit Egypte komende, die Salomo trok, zie 1Ki 10:28 , en de aantekening, en boven, 2Ch 1:16 .
29Het overige nu der geschiedenissen van Salomo, der eerste en der laatste, zijn die niet geschreven in de woorden van Nathan, den profeet, en in de profetie van Ahia, den Siloniet, en in de gezichten van Jedi, den ziener, aangaande Jerobeam, den zoon van Nebat?
 geschiedenissen Hebreeuws, woorden.
,
  woorden Dat is, boeken of schriften. Deze nu hielden in de geschiedenissen van Salomo en Jerobeam, en zijn niet overgebleven, doch zonder nadeel van Gods kerk, zijnde de kanonieke Schrift, alzo zij ons van God nagelaten is, gans volkomen om ons volmaaktelijk te onderwijzen van al hetgeen, dat ons nodig is te geloven en te doen ter zaligheid.
,
 Nathan, Zie van dezen profeet 2Sa 7:2 .
,
  Ahia, Zie van dezen ook 1Ki 11:29 .
,
 in de gezichten Van de profetische gezichten, zie Gen 15:1 .
,
 Jedi, Zie van dezen onder, 2Ch 12:15 , waar hij Iddo genaamd wordt, en 2Ch 15:1 , waar hij heet Oded.
,
 ziener, Versta, een profeet, wien God verborgen dingen door gezichten openbaart. Zie Num 12:6 , en Num 24:4 ; 1Sa 9:9 .
,
 aangaande Anders, van, of tegen.
30En Salomo regeerde te Jeruzalem over gans Israël, veertig jaren. 31En Salomo ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem in de stad zijns vaders Davids; en zijn zoon Rehabeam werd koning in zijn plaats.
 stad zijns vaders Davids; Zie 1Ki 2:10 .
Copyright information for DutSVVA