Acts 10

1En er was een zeker man te Cesarea, met name Cornelius, een hoofdman over honderd, uit de bende, genaamd de Italiaanse;
  Cesarea, Daar waren in dien tijd meer steden van dezen naam; maar hier wordt gesproken van Caesarea Palestinoe, tevoren de Toren Stratonis genaamd, en van Herodes, ter ere van den keizer Augustus, Caesarea genaamd, gelegen aan de Middellandse zee, omtrent een halven dag reizens van Joppe; zijnde een van de voornaamste en sterkste steden van Palestina, waar de Romeinen gewoonlijk garnizoen hielden. Zie JosEf. de bell. lib.1, cap.16, en lib.3, cap.14.
,
 bende Grieks Speira; dat is, kolonelschap, of regiment, waaruit dit vaandel tot bewaring dier stad door den Romeinsen keizer gelegd was.
,
 de Italiaanse; Elk regiment had zijn naam, en dit werd het Italiaanse genaamd, omdat het bestond uit Italiaanse soldaten.
2Godzalig en vrezende God, met geheel zijn huis, en doende vele aalmoezen aan het volk, en God geduriglijk biddende.
 Godzalig en Zo was hij dan alrede gelovig en wedergeboren, hebbende rechte kennis van den waren God Israëls en van den Messias, dien de Joden verwachtten, zonder welke deze deugden in niemand kunnen zijn. Zie vs.15, 22, 43.
3Deze zag in een gezicht klaarlijk, omtrent de negende ure des daags, een engel Gods tot hem inkomen, en tot hem zeggende: Cornelius!
 in een gezicht Dat is, in ene verschijning voor de ogen Zijns lichaams, gelijk blijkt uit het volgende en vs.31. Want de engelen zijn meermalen in aangenomen lichamen den mensen verschenen.
,
 de negende ure Dat is, de derde na den middag, welken den Joden een gewone ure des gebeds was, Act 3:1 , wanneer het avondoffer in den tempel te Jeruzalem dagelijks begon geofferd te worden; Exo 29:39 .
4En hij, de ogen op hem houdende, en zeer bevreesd geworden zijnde, zeide: Wat is het Heere? En hij zeide tot hem: Uw gebeden en uw aalmoezen zijn tot gedachtenis opgekomen voor God.
 Wat is het Namelijk dat gij van mij begeert.
,
 tot gedachtenis Of, in gedachtenis, òf tot ene gedachtenis. Eene gelijkenis, genomen van de offeranden des Ouden Testaments, en inzonderheid van het reukoffer; waardoor de aangenaamheid zijner gebeden en aalmoezen te kennen gegeven wordt, alzo die vruchten zijn van het ware geloof, zonder hetwelk noch wij, noch onze werken Gode kunnen behagen; Rom 10:14 ; Heb 11:6 ; 1Pe 2:5 .
5En nu, zend mannen naar Joppe, en ontbied Simon, die toegenaamd wordt Petrus. 6Deze ligt te huis bij een Simon, lederbereider, die zijn huis heeft bij de zee; deze zal u zeggen, wat gij doen moet. 7En als de engel, die tot Cornelius sprak, weggegaan was, riep hij twee van zijn huisknechten, en een godzaligen krijgsknecht van degenen, die gedurig bij hem waren; 8En als hij hun alles verhaald had, zond hij hen naar Joppe. 9En des anderen daags, terwijl deze reisden, en nabij de stad kwamen, klom Petrus op het dak, om te bidden, omtrent de zesde ure.
 op het dak, Namelijk van het huis, alzo de Joodse huizen boven plat waren; namelijk om alleen te zijn en des te vrijer te bidden.
,
 de zesde ure Dat is, omtrent den middag, welke ook een gewone ure was van bidden bij de Joden. Zie Psa 55:18 ; Dan 6:11 .
10En hij werd hongerig, en begeerde te eten. En terwijl zij het bereidden, viel over hem een vertrekking van zinnen.
 een vertrekking Grieks ecstasis; dat is, uitstand, wanneer de mens buiten zichzelven is; en was een gezicht des geestes, zonder middel van de uitwendige zinnen, die alsdan stilhouden en geen gebruik hadden. Zulke gezichten hebben de profeten dikwijls gehad. Zie Isa 6:1 ; Eze 1:1 , en doorgaans in de Openbaring van Johannes.
11En hij zag den hemel geopend, en een zeker vat tot hem nederdalen, gelijk een groot linnen laken, aan de vier hoeken gebonden, en nedergelaten op de aarde;
 hoeken gebonden, Grieks beginselen.
12In hetwelk waren al de viervoetige dieren der aarde, en de wilde, en de kruipende dieren, en de vogelen des hemels.
 al de viervoetige Dat is allerlei, of van alle soorten.
13En er geschiedde een stem tot hem: Sta op, Petrus! slacht en eet. 14Maar Petrus zeide: Geenszins, Heere! want ik heb nooit gegeten iets, dat gemeen of onrein was.
 dat gemeen Dat is, iets hetwelk God in het Oude Testament verboden had tot spijs te gebruiken. Zie Lev 11:4 ; Deu 14:7 .
15En een stem geschiedde wederom ten tweeden male tot hem: Hetgeen God gereinigd heeft, zult gij niet gemeen maken.
 gemeen maken Dat is, achten, of noemen.
16En dit geschiedde tot drie maal; en het vat werd wederom opgenomen in den hemel. 17En alzo Petrus in zichzelven twijfelde, wat toch het gezicht mocht zijn, dat hij gezien had, ziet, de mannen, die van Cornelius afgezonden waren, gevraagd hebbende naar het huis van Simon, stonden aan de poort. 18En iemand geroepen hebbende, vraagden zij, of Simon, toegenaamd Petrus, daar te huis lag. 19En als Petrus over dat gezicht dacht, zeide de Geest tot hem: Zie, drie mannen zoeken u;
 zeide de Geest Namelijk door een inwendige inspraak, gelijk het gezicht inwendig was geweest. Zie Act 11:12 .
20Daarom sta op, en ga af, en reis met hen, niet twijfelende; want ik heb hen gezonden.
 Daarom sta op, Grieks maar.
,
 niet twijfelende; Namelijk of gij zulks moogt doen of niet, dewijl zij heidenen zijn.
21En Petrus ging af tot de mannen die van Cornelius tot hem gezonden waren, en zeide: Ziet, ik ben het, dien gij zoekt; wat is de oorzaak, waarom gij hier zijt? 22En zij zeiden: Cornelius, een hoofdman over honderd, een rechtvaardig man, en vrezende God, en die goede getuigenis heeft van het ganse volk der Joden, is door Goddelijke openbaring vermaand van een heiligen engel, dat hij u zou ontbieden te zijnen huize, en dat hij van u woorden der zaligheid zou horen.
 volk der Joden, Namelijk waarmede hij gemeenschap had en in welker wet hij onderwezen was, gelijk uit vs.43 blijkt dat hij de profeten geloofde.
,
 woorden der Of, dingen, zaken; namelijk die de zaligheid aangaan, gelijk door Petrus verklaard wordt; Act 11:14 .
23Als hij hen dan ingeroepen had, ontving hij ze in huis. Doch des anderen daags ging Petrus met hen heen, en sommigen der broederen, die van Joppe waren, gingen met hem.
 ontving hij ze Of, herbergde hen, logeerde hen.
,
 sommigen der Namelijk zes in het getal, gelijk uitgedrukt staat Act 11:12 .
24En des anderen daags kwamen zij te Cesarea. En Cornelius verwachtte hen, samengeroepen hebbende die van zijn maagschap en bijzonderste vrienden.
 bijzonderste vrienden Grieks noodwendig.
25En als het geschiedde, dat Petrus inkwam, ging hem Cornelius tegemoet, en vallende aan zijn voeten, aanbad hij.
 aanbad hij Namelijk hem burgerlijke eerbieding bewijzende. Want alzo Cornelius den waren God Israëls kende en vreesde, zo is het niet gelooflijk dat hij Petrus als god zou geëerd hebben; maar omdat de eer, die hij hem bewees de maat tebuitenging en enigen schijn had van goddelijke eer, zo heeft hem Petrus daarover met recht berispt, gelijk ook de engel Johannes in gelijk geval bestraft; Rev 22:9 .
26Maar Petrus richtte hem op, zeggende: Sta op, ik ben ook zelf een mens. 27En met hem sprekende, ging hij in, en vond er velen, die samengekomen waren. 28En hij zeide tot hen: Gij weet, hoe het een Joodsen man ongeoorloofd is, zich te voegen of te gaan tot een vreemde; doch God heeft mij getoond, dat ik geen mens zou gemeen of onrein heten.
 ongeoorloofd is, Hoewel wij hiervan geen klaar verbod vinden in het Oude Testament, nochtans was dit een ordinantie en gebruik onder de Joden, op goede redenen gegrond dat zij, met de heidenen en andere onheilige mensen niet te nauwe gemeenschap mochten houden, om van hen niet verleid te worden tot afgoderij of andere van hunne zonden. Zie Exo 23:32 ; Jos 23:7 ; 2Co 6:14 ; 2Jo 1:10 ; Rev 18:4 , enz.
,
 vreemde; doch Grieks Allophylos; dat is, die van een ander volk of geslacht is, namelijk vreemd van het geslacht der Joden, en dienvolgens van de beloften Gods; Eph 2:12 .
,
 heten Grieks zeggen. Zie van deze zaak vs.34,35.
29Daarom ben ik ook zonder tegenspreken gekomen, ontboden zijnde. Zo vraag ik dan, om wat reden gijlieden mij hebt ontboden.
 ontboden zijnde Grieks bezonden zijnde.
30En Cornelius zeide: Over vier dagen was ik vastende tot deze ure toe, en ter negende ure bad ik in mijn huis.
 tot deze ure Namelijk van dien dag. Zie vs.3.
31En ziet, een man stond voor mij, in een blinkend kleed, en zeide: Cornelius! uw gebed is verhoord, en uw aalmoezen zijn voor God gedacht geworden.
 een man stond Dat is, een engel in mansgedaante, vs.3.
,
 gedacht geworden Zie de aantekeningen vs.4.
32Zend dan naar Joppe, en ontbied Simon, die toegenaamd wordt Petrus; deze ligt te huis in het huis van Simon, den lederbereider, aan de zee, welke, hier gekomen zijnde, tot u spreken zal. 33Zo heb ik dan van stonde aan tot u gezonden, en gij hebt welgedaan, dat gij hier gekomen zijt. Wij zijn dan allen nu hier tegenwoordig voor God, om te horen al hetgeen u van God bevolen is. 34En Petrus, den mond opendoende, zeide: Ik verneem in der waarheid, dat God geen aannemer des persoons is;
 den mond Van deze manier van spreken zie de aantekeningen Mat 5:2 .
,
 Ik verneem in Dat is, bevind, begrijp.
,
 geen aannemer Dat God niet ziet op de uiterlijke gelegenheid der mensen, dat iemand hem zou aangenaam zijn omdat hij een Jood of Grieks is, arm of rijk, edel of onedel: Gal 5:6 , en Gal 6:15 ; Col 3:11 . En hier wordt inzonderheid gezien op de tijden des Nieuwen Testaments, in hetwelk het onderscheid van de Joden en heidenen, en dienvolgens ook van de werking des Heiligen Geestes in het ene volk meer dan in het andere, door de komst van Christus is weggenomen, gelijk blijkt uit vs.35.
35Maar in allen volke, die Hem vreest en gerechtigheid werkt, is Hem aangenaam. 36Dit is het woord, dat Hij gezonden heeft den kinderen Israëls, verkondigende vrede door Jezus Christus; deze is een Heere van allen.
 Dit is Of, naar het woord dat; of aangaande het woord.
,
 verkondigende Grieks Evangeliserende.
,
 vrede door Namelijk met God, en alle andere volken met elkander. Zie Eph 2:13 .
37Gijlieden weet de zaak, die geschied is door geheel Judea, beginnende van Galilea, na den doop, welken Johannes gepredikt heeft;
 weet de zaak, Namelijk door geruchten en getuigenissen dergenen, die het gehoord en gezien hebben; Mat 4:24 .
38Belangende Jezus van Nazareth, hoe Hem God gezalfd heeft met den Heiligen Geest en met kracht; Welke het land doorgegaan is, goeddoende, en genezende allen, die van den duivel overweldigd waren; want God was met Hem.
 gezalfd heeft Dit is, overvloedig begaafd; Joh 3:34 .
,
 God was met Hem Namelijk de Vader was met Christus; niet alleen met Zijne gaven naar de menselijke natuur, maar ook met hetzelfde wezen en dezelfde goddelijke kracht, naar Zijn goddelijke natuur waardoor Hij al deze wonderen deed. Zie Joh 10:30 , Joh 10:38 , en Joh 14:9-10 .
39En wij zijn getuigen van al hetgeen Hij gedaan heeft, beide in het Joodse land en te Jeruzalem; Welken zij gedood hebben, Hem hangende aan het hout. 40Dezen heeft God opgewekt ten derden dage, en gegeven, dat Hij openbaar zou worden; 41Niet al den volke, maar den getuigen, die van God te voren verkoren waren, ons namelijk, die met Hem gegeten en gedronken hebben, nadat Hij uit de doden opgestaan was.
 te voren verkoren Het Griekse woord Cheirotonein hetwelk hier gebruikt wordt, betekent eigenlijk door opsteking der handen verkiezen, of ordineren; en wordt hierna, Act 14:23 , van het verkiezen der gewone dienaren met medestemming der gemeente gebruikt, tegen welke deze buitengewone verkiezing der apostelen hier wordt gesteld, als door opheffing of opsteking van Gods hand alleen gedaan.
42En heeft ons geboden den volke te prediken, en te betuigen, dat Hij is Degene, Die van God verordend is tot een Rechter van levenden en doden.
 levenden en doden Dat is, dergenen, die ten uitersten dage nog leven zullen; 1Co 15:51 ; 1Th 4:15 , 1Th 4:17 .
43Dezen geven getuigenis al de profeten, dat een iegelijk, die in Hem gelooft, vergeving der zonden ontvangen zal door Zijn Naam.
 door Zijn Naam Dat is, door Hem, of om zijnentwil, als die ene offerande voor onze zonden is geworden, en daardoor een eeuwige verzoening voor allen die in Hem geloven heeft teweeggebracht; Heb 5:9 , en Heb 9:12 .
44Als Petrus nog deze woorden sprak, viel de Heilige Geest op allen, die het Woord hoorden.
 viel de Heilige Dit is, kwam over hen, door zijn buitengewone gaven en werkingen; zie vs.46.
45En de gelovigen, die uit de besnijdenis waren, zovelen als met Petrus gekomen waren, ontzetten zich, dat de gave des Heiligen Geestes ook op de heidenen uitgestort werd.
 die uit de Dat is, die uit de Joden waren; Rom 4:12 .
,
 ontzetten zich, Namelijk menende dat deze belofte alleen den huize Israëls toekwam, uit enige spreuken der profeten, die zij kwalijk verstonden, welke Paulus verklaart Rom. 9, 10, 11.
46Want zij hoorden hen spreken met vreemde talen, en God groot maken. Toen antwoordde Petrus:
 met vreemde Grieks met tongen.
47Kan ook iemand het water weren, dat dezen niet gedoopt zouden worden, welke den Heiligen Geest ontvangen hebben, gelijk als ook wij? 48En hij beval, dat zij zouden gedoopt worden in den Naam des Heeren. Toen baden zij hem, dat hij enige dagen bij hen wilde blijven.
 hij beval, Namelijk òf dat alles zou gereed gemaakt worden, opdat Hij hen zelf zou dopen; òf Hij beval zulks anderen, die met Hem gekomen waren, en ook leraars waren, gelijk de apostelen meest altijd bij zich hadden, die dezen dienst deden. Zie 1Co 1:17 .
,
 dat zij zouden Namelijk tot verzegeling en versterking huns geloofs en der gaven, die zij alrede ontvangen hadden, gelijk Paulus spreekt van de besnijdenis aan Abraham geschied; Rom 4:11 .
Copyright information for DutSVVA