Acts 24

1En vijf dagen daarna kwam de hogepriester Ananias af met de ouderlingen, en een zekeren voorspraak, genaamd Tertullus, dewelke verschenen voor den stadhouder tegen Paulus.
 vijf dagen Namelijk nadat Paulus van Jeruzalem te Cesarea was gebracht; want alsdan zijn deze zijne beschuldigers daar ook gekomen, daartoe van Lysias vermaand zijnde. Zie vs.8, en Act 23:30 , Act 23:33 .
,
 voorspraak, Grieks Rhetor; dat is, taalman, advokaat, een die geoefend is in de kunst van welsprekendheid; namelijk die het woord zou voeren, hetzij in het Grieks of in het Latijn.
2En als hij geroepen was, begon Tertullus hem te beschuldigen, zeggende: 3Dat wij grote vrede door u bekomen, en dat vele loffelijke diensten dezen volke geschieden door uw voorzichtigheid, machtigste Felix, nemen wij ganselijk en overal met alle dankbaarheid aan.
 loffelijke diensten Of, en vele loffelijke zaken, of daden, die dit volk geschieden. Waarin hij ten dele de waarheid zegt, maar ten dele zich tegen de waarheid zoekt te pluimstrijken. Want Felix had wel enen, genaamd Eleazarus, en een vermaarden bedrieger en straatschender in het Joodse land, met zijnen hoop uitgeroeid, doch daarentegen had hij hunnen hogepriester Jonathan, die zich tegen zijn onbehoorlijke handelingen stelde, omgebracht en het volk zeer uitgemergeld, en in vele dingen wredelijk gehandeld. Zie Josefus Antiq. lib.20, cap.5,6,7.
,
 nemen wij ganselijk Dat is, erkennen.
4Maar opdat ik u niet lang ophoude, ik bid u, dat gij ons, naar uw bescheidenheid, kortelijk hoort.
 bescheidenheid, Of, billijkheid.
5Want wij hebben dezen man bevonden te zijn een pest, en een, die oproer verwekt onder al de Joden, door de ganse wereld, en een oppersten voorstander van de sekte der Nazarenen.
 de sekte Of, der ketterij.
,
  der Nazarenen Zo noemt hij verachtelijk de discipelen van Christus, of de Christenen, omdat hij hield dat Christus van Nazareth in Galilea geboren was, hoedanigen voor slechte lieden gehouden werden; Joh 1:47 , en Joh 7:41 , Joh 7:52 . Welke naam ook daarna aan een zekere sekte onder de Christenen gegeven is geweest van de Christenen zelf, die de wet der ceremoniën met het Evangelie wilden mengen, van welke Cerinthus ook een hoofd was; zie Act 15:1 .
6Die ook gepoogd heeft den tempel te ontheiligen, welken wij ook gegrepen hebben, en naar onze wet hebben willen oordelen.
 den tempel te Namelijk met het inbrengen van heidenen of onbesnedenen; hoewel het tegen de waarheid gezegd wordt; zie Act 21:28 . Dit verzwijgt hij hier nochtans, omdat Felix zelf een heiden en onbesneden was.
7Maar Lysias, de overste, daarover komende, heeft hem met groot geweld uit onze handen weggebracht;
 groot geweld uit Grieks veel.
8Gebiedende zijn beschuldigers tot u te komen; van dewelken gij zelf, hem onderzocht hebbende, zult kunnen verstaan, al hetgeen, waarvan wij hem beschuldigen.
 van dewelken Namelijk Paulus hier tegenwoordig. Dit zegt hij zeer onbeschaamd, gelijk uit de volgende verantwoording van Paulus blijkt.
9En ook de Joden stemden het toe, zeggende, dat deze dingen alzo waren.
 de Joden Namelijk die daar uit den Raad tegenwoordig waren om hem te beschuldigen. Deze stonden toe hetgeen van hunnen advocaat gezegd was.
,
 stemden het toe, Of, voegden daar ook bij.
10Maar Paulus, als hem de stadhouder gewenkt had, dat hij zou spreken, antwoordde: Dewijl ik weet, dat gij nu vele jaren over dit volk rechter zijt geweest, zo verantwoord ik mijzelven met des te beteren moed.
 vele jaren Dit zegt Paulus, omdat Felix tevoren vele jaren een deel van het Joodse land, namelijk Trachonitis, Gaulonitis en Batanea had geregeerd. Zie Josefus de bello Judas lib.2, cap.11,12.
,
 mijzelven met Of, mijne zaken, die mij aangaan.
11Alzo gij kunt weten, dat het niet meer dan twaalf dagen zijn, van dat ik ben opgekomen om te aanbidden te Jeruzalem;
 kunt weten, Namelijk zo gij daarvan onderzoek wilt doen.
,
 twaalf dagen Namelijk geleden, van welke hij maar zeven te Jeruzalem en de andere vijf nu te Cesarea was geweest, zodat hij in dien tijd niet had kunnen doen, wat daartoe diende, of wat verduisterd kon zijn, waar zij hem over beschuldigden.
12En zij hebben mij noch in den tempel gevonden tot iemand sprekende, of enige samenrotting des volks makende, noch in de synagogen, noch in de stad;
 tot iemand Of, tegen iemand twistende.
13En zij kunnen niet bewijzen, waarvan zij mij nu beschuldigen.
 bewijzen waarvan Grieks daarstellen, of staande houden.
14Maar dit beken ik u, dat ik naar dien weg, welken zij sekte noemen, den God der vaderen alzo diene, gelovende alles, wat in de wet en in de profeten geschreven is;
 dien weg, Dat is, leer, of wijze van godsdienst. Hij bekent dan hiermede openlijk dat hij een Christen is; maar ontkent dat hij daarom een anderen God dient dan den God hunner vaderen, of een ander geloof heeft dan hetgeen in de wet en de profeten is voorgesteld; dat hij ook derhalve geen nieuwe sekte opricht, gelijk zij hem beschuldigden.
,
 sekte noemen, Of, ketterij.
15Hebbende hoop op God, welke dezen ook zelf verwachten, dat er een opstanding der doden wezen zal, beiden der rechtvaardigen en der onrechtvaardigen.
 een opstanding Namelijk in welke een ieder zal geoordeeld worden naar zijn doen, vs.25.
,
 der onrechtvaardigen Dat is, der goddelozen en ongelovigen. Zie Dan 12:2 ; Joh 5:29 ; Rom 15:25 .
16En hierin oefen ik mijzelven, om altijd een onergerlijk geweten te hebben bij God en de mensen.
 hierin oefen Of, hier tussen.
17Doch na vele jaren ben ik gekomen om aalmoezen te doen aan mijn volk, en offeranden.
 na vele jaren Namelijk afwezende van Jeruzalem in andere landen.
,
 mijn volk, en Namelijk de arme Joden tot het Christelijke geloof bekeerd zijnde.
,
 offeranden Waarvan zie Act 21:26 , en dit heeft Paulus gedaan om de zwakke Christenen uit de Joden hierin tegemoet te komen, gelijk hij ook Timotheus om dezelfde reden heeft besneden; Act 16:3 . Zie hiervan ook de aantekeningen Act 18:18 , hoewel beide door Christus' dood was opgehouden. Deze ontmoeting heeft zo lang kunnen duren, totdat de tempel en de stad van Jeruzalem uitgeroeid was, en de andere Joden in hunne hardnekkigheid van God verworpen zijn; Rom 11 .
18 Waarover mij gevonden hebben, geheiligd zijnde, in den tempel, niet met volk, noch met beroerte, enige Joden uit Azië; 19Welke behoorden hier voor u tegenwoordig te zijn, en mij te beschuldigen, indien zij iets hadden tegen mij. 20Of dat dezen zelf zeggen of zij enig onrecht in mij gevonden hebben, als ik voor den raad stond; 21Dan van dit enig woord, hetwelk ik riep, staande onder hen: Over de opstanding der doden word ik heden van ulieden geoordeeld!
 woord, hetwelk Grieks stem; dat is, ten ware dat zij voor onrecht hielden dit woord, enz.
,
 riep, staande Waaruit wel enige onrust onder hen in den Raad is ontstaan, maar zonder reden, dewijl zij zelf deze hoop hebben, vs.15.
22Toen nu Felix dit gehoord had, stelde hij hen uit, zeggende: Als ik nader wetenschap van dezen weg zal hebben, wanneer Lysias, de overste, zal afgekomen zijn, zo zal ik volle kennis nemen van uw zaken.
 zeggende Als Of, als nader wetenschap hebbende van dien weg, en zeide.
,
 van dezen weg Dat is, van dezen godsdienst. Zie vs.14. En hier geeft Felix twee redenen van zijn uitstel; eerst, om tussen beide nader onderzoek te kunnen doen van den godsdienst der Christenen, daar zij hem over beschuldigden; ten anderen om van Lysias nader te horen welk oproer Paulus te Jeruzalem had aangericht.
23En hij beval den hoofdman over honderd, dat Paulus zou bewaard worden, en verlichting hebben, en dat hij niemand van de zijnen zou beletten hem te dienen, of tot hem te komen.
 verlichting hebben, Dat is, meerder vrijheid in zijne gevangenis.
,
 de zijnen zou Grieks zijne eigene; namelijk vrienden of geloofsgenoten, gelijk te Cesarea al overlang ene gemeente was, gelijk blijkt Act 10:48 , en Act 21:8 .
24En na sommige dagen, Felix, daar gekomen zijnde met Drusilla, zijn vrouw, die een Jodin was, ontbood Paulus, en hoorde hem van het geloof in Christus.
 Drusilla, zijn Deze ws ene dochter van dien Herodes, die Jakobus had doen doden, Act 12:1 , en de zuster van Agrippa, waarvan in de twee volgende hfdst., 25 en 26, gesproken wordt. Een zeer moedige en onkuische vrouw, die haren man Aziz, den koning der Emezenen, verlaten heeft, om de vrouw te zijn van deze Felix, die haar om hare schoonheid daartoe verzocht had. Zie Josefus Antiq. lib.20, cap.5.
25En als hij handelde van rechtvaardigheid, en matigheid, en van het toekomende oordeel, Felix, zeer bevreesd geworden zijnde, antwoordde; Voor ditmaal ga heen; en als ik gelegenen tijd zal hebben bekomen, zo zal ik u tot mij roepen.
 zeer bevreesd Namelijk dewijl zijne conscientie hem van vele boze daden hiertegen begaan, overtuigde. Zie Rom 2:15 ; 1Co 14:24 .
26En tegelijk ook hopende, dat hem van Paulus geld gegeven zou worden, opdat hij hem losliet; waarom hij hem ook dikwijls ontbood, en sprak met hem.
 geld gegeven Namelijk alzo hij een geldgierig man was, en wist dat Paulus zeer aangenaam was bij de Christenen, die geen geld zouden sparen om hem los te krijgen.
27Maar als twee jaren vervuld waren, kreeg Felix Porcius Festus in zijn plaats; en Felix, willende den Joden gunst bewijzen, liet Paulus gevangen.
 twee jaren vervuld Namelijk van zijne regering over geheel Judea of van de gevangenneming van Paulus.
,
 Porcius Festus Namelijk die van den keizer Nero tot een stadhouder van Judea gezonden was in Felix' plaats, om de wrede handelingen van Felix in die provincie, en ook om het ombrengen van vele Joden binnen Cesarea; waarover de Joden door zekere gezanten hem beklaagd hadden bij den keizer, die hem van de regering heeft afgesteld en hem met den dood zou gestraft hebben, ten ware dat zijn broeder Pallas dat bij den keizer had afgebeden. Zie Josefus Antiq. lib.20, cap.7, en Tacitum. annal. lib.12, en Histor. lib.5, cap.37.
,
 in zijn plaats; Grieks tot een opvolger, nazaat, nakomer.
Copyright information for DutSVVA