Ezekiel 3

1Daarna zeide Hij tot mij: Mensenkind, eet, wat gij vinden zult; eet deze rol, en ga, spreek tot het huis Israëls.
 eet, Zie boven Eze 2:8 .
,
 wat gij vinden zult; Dat is, wat hier voorhanden is, te weten dezen ingerolden brief, gelijk de volgende woorden uitdrukken. Zie dezelfde manier van spreken Gen 19:15 , 2Ki 19:4 ; Jer 15:16 .
,
 rol, Zie boven Eze 2:9 .
,
  huis Israëls Zie boven Eze 2:3 .
2Toen opende ik mijn mond, en Hij gaf mij die rol te eten. 3En Hij zeide tot mij: Mensenkind, geef uw buik te eten, en vul uw ingewand met deze rol, die Ik u geef. Toen at ik, en het was in mijn mond als honig, vanwege de zoetigheid.
 en het was in mijn mond als honig, Hiermede geeft hij te verstaan dat de openbaringen Gods hem aangenaam zijn geweest; want hoewel de inhoud daarvan hem bedroefde, nochtans stemde hij het doel derzelve gans toe, hetwelk was de rechtvaardigheid Gods in het straffen der zonden bekend te maken; vergelijk Jer 15:16 ; Rev 10:9 .
4En Hij zeide tot mij: Mensenkind, ga henen, kom tot het huis Israëls, en spreek tot hen met Mijn woorden. 5Want gij zijt niet gezonden tot een volk, diep van spraak en zwaar van tong, maar tot het huis Israëls;
 diep van spraak Hebreeuws, diep van lip; dat is, van donkere, onbekende en vreemde spraak; want wat diep is, is ook donker; en wat donker is, is niet wel bekend. Alzo Isa 33:19 , en hier in vs.6.
,
 tong, Dat is, taal. Versta weder ene taal, die vreemd, uitheems en onbekend is, want die valt den onervarenen zwaar. Exo 4:10 , noemt Mozes zichzelven zwaar van tong, omdat hij niet welsprekend was.
6Niet tot vele volken, diep van spraak en zwaar van tong, welker woorden gij niet kunt verstaan; zouden zij niet, zo Ik u tot hen gezonden had, naar u gehoord hebben?
 verstaan; Hebreeuws, horen; zie Gen 11:7 .
,
 naar u gehoord hebben? Dat is, zij zouden zo ongelovig, halsstarrig en ondankbaar niet geweest zijn als heden de Israëlieten wel zijn; gelijk het ook wel gebleken is uit de bekering der Ninevieten, door de predikatie van Jona. Vergelijk Mat 11:21 , Mat 11:23 . Anders: zo dat niet ware; te weten dat gij hunne spraak niet verstaat en zij de uwe niet, Ik had u tot hen gezonden en zij zouden naar u gehoord hebben.
7Maar het huis Israëls wil naar u niet horen, omdat zij naar Mij niet willen horen; want het ganse huis Israëls is stijf van voorhoofd, en hard van hart zijn zij.
  ganse huis Israëls Welverstaande uitgenomen de ware gelovigen en uitverkorenen, hoedanigen waren Jeremia, Baruch, Daniël, zijne metgezellen en vele anderen.
,
 stijf van voorhoofd, Dat is, onbeschaamd; alzo boven Eze 2:4 , hard van aangezicht.
,
 hard van hart Alzo boven Eze 2:4 , stijf, of verstokt van harte. Vergelijk Exo 4:21 ; idem Pro 28:14 .
8Ziet, Ik heb uw aangezicht stijf gemaakt tegen hun aangezichten, en uw voorhoofd stijf tegen hun voorhoofd.
 stijf gemaakt Versta, ene stijfte, voortkomende niet uit de verkeerde natuur, die in een wrevelig gemoed bestaat en zich vertoont in een onbeschaamd aangezicht, maar uit Christus' Geest, bestaande in een vast vertrouwen op Gods genadige hulp, verenigd met wakkerheid in het werk en kloekmoedigheid in het uiterlijk gelaat.
9Uw voorhoofd heb Ik gemaakt als een diamant, harder dan een rots; vrees hen niet, en ontzet u niet voor hun aangezichten, omdat zij een wederspannig huis zijn.
 diamant, Zie van het Hebreeuwse woord schamir, hetwelk velen diamant overzetten; Jer 17:1 .
,
 omdat zij een wederspannig huis zijn De Heere geeft reden, waarom Hij zijnen profeet met sterkte voorzien had, opdat hij niet zou vrezen, te weten omdat hij met een zeer moedwillig volk te doen had, hetwelk met een onversaagde kloekmoedigheid bejegend moest worden. Anders: hoewel zij een wederspannig huis zijn. Alzo zou de reden uitgedrukt zijn, waarom de profeet zich zou mogen ontsteld vinden. Hebreeuws, een huis der wederspannigheid; alzo in het volgende.
10Verder zeide Hij tot mij: Mensenkind, vat al Mijn woorden, die Ik tot u spreken zal, in uw hart, en hoor ze met uw oren. 11En ga henen, kom tot de weggevoerden, tot de kinderen uws volks, en spreek tot hen, en zeg tot hen: Zo zegt de Heere Heere, hetzij dat zij horen zullen, of hetzij dat zij het laten zullen.
 weggevoerden, Hebreeuws, wegvoering; zie boven Eze 1:1 .
,
 kinderen Dat is, tot uw volk en natie, namelijk de weggevoerde Joden; vergelijk Gen 23:11 ; 2Ch 35:5 , enz.
,
 uws volks, God noemt de Israëlieten niet zijn volk, omdat zij Hem wederspannig waren, maar Ezechiëls volk, dat is, die van zijn natie waren; vergelijk Exo 32:7 .
,
 hetzij dat zij horen zullen, Zie boven Eze 2:5 .
12Toen nam de Geest mij op, en ik hoorde achter mij een stem van grote ruising, zeggende: Geloofd zij de heerlijkheid des Heeren uit Zijn plaats!
 Geest mij op, Zie boven Eze 2:2 .
,
 een stem van grote ruising, Te weten gemaakt door de dieren, engelen, of cherubim; zie vs.13.
,
 Geloofd zij de heerlijkheid Vergelijk Isa 6:3 ; Luk 2:13-14 ; Rev 4:8 .
,
 des HEEREN Die boven op den troon zat; zie boven Eze 1:26 . De zin is dat zijne heerlijkheid niet zou verminderd worden door de verwoesting der stad Jeruzalem en van den tempel, maar veelmeer verheven door de bewijzingen zijner gerechtigheid tegen de afvallige Joden.
,
 uit Zijn plaats Te weten verhuizende en scheidende. Versta door deze plaats Jeruzalem en voornamelijk den tempel, dien God tot zijne woning, als een teken zijner tegenwoordigheid onder dat volk verkoren had; 1Ki 8:13 ; 2Ch 6:2 ; Psa 132:13-14 . Deze plaats zou God voor een tijdlang verlaten; Hos 5:15 ; Mic 1:3 .
13En ik hoorde het geluid van der dieren vleugelen, die de een den ander raakten, en het geluid der raderen tegenover hen; en het geluid ener grote ruising.
 hoorde Dit woord is hier ingevoegd uit vs.12.
,
 het geluid van der dieren vleugelen, Hebreeuws, stem; alzo in het volgende. Dit was een teken dat de heilige engelen met een heerlijk geluid van toestemming de oordelen des oppersten Rechters vereerd en grootgemaakt hebben.
,
 de een den ander Hebreeuws, de vrouw aan hare zuster; dat is, de een den ander. Zie boven Eze 1:9 .
,
 raakten, Hebreeuws, kusten; dat is, aanstieten, aanraakten, of aanroerden.
,
 het geluid der raderen Hiermede was te verstaan gegeven dat de ondergang der Joden haastelijk komen, en daartoe zeer verschrikkelijk wezen zou.
,
 hen; Te weten de dieren, of de vleugelen der dieren.
14Toen hief de Geest mij op, en nam mij weg, en ik ging henen, bitterlijk bedroefd door de hitte mijns geestes; maar de hand des Heeren was sterk op mij.
 Geest mij op, Te weten de Heilige Geest. Zie boven Eze 1:12 , en Eze 2:2 .
,
 nam mij weg, Te weten uit de plaats, in welke hij het gezicht zag, tot de woning der gevangenen. Met het gezicht van zijn geest kon ook wel geschieden de vervoering van zijn lichaam.
,
 bitterlijk bedroefd Hebreeuws, bitter, dat is innerlijk zeer bedroefd. Zie 2Ki 4:27 .
,
 door de hitte Dat is, door de hittige ontsteltenis en verdrietigheid van mijn gemoed, veroorzaakt in mij omdat ik tot dezen profetischen dienst beroepen werd en zo verschrikkelijke dingen verkondigen moest. Ezechiël bekent zijne zwakheid. Zie gelijke voorbeelden van zwakheid in Mozes; Exo 3:11 , enz., en Exo 4:1 , Exo 4:10 ; in Jeremia, Jer 1:6 .
,
 geestes; Versta den eigen wil, genegenheid en drijving van den profeet, die hier tegen de kracht van den Heiligen Geest gesteld wordt. Zie 2Ki 19:7 .
,
 de hand des HEEREN was sterk op mij Versta de kracht des Heeren, die den tegenstand van Ezechiëls zwakke natuur heeft overwonnen. Anderen verstaan den Geest der profetie gelijk boven Eze 1:3 . Zie de aantekening.
15En ik kwam tot de weggevoerden te Tel-abib, die aan de rivier Chebar woonden, en ik bleef daar zij woonden; ja, ik bleef daar verbaasd in het midden van hen zeven dagen.
 weggevoerden Hebreeuws, de wegvoering. Zie boven Eze 1:1 .
,
  Tel-abib, De woorden betekenen een hoop van groene aren. Vergelijk Exo 9:31 ; Lev 2:14 . Dat is, van nieuwe vruchten. Doch Tel Abib wordt hier genomen voor een landstreek alzo genaamd, gelegen in Mesopotamië omtrent de rivier Eufraat. Zie Ezr 2:59 .
,
 Chebar woonden, Zie boven Eze 1:1 .
,
 en ik bleef waar zij woonden; Anders: en [aan] Haescher, waar zij woonden. Aldus is Haescher de naam ener andere rivier, genaamd bij de landbeschrijvers Saocora, tussen welke en de rivier Chebar de landstreek Tel Abib zou gelegen zijn.
,
 bleef daar Het Hebreeuwse woord betekent dikwijls niet alleen wonen, maar ook blijven. Zie 2Ch 32:10 .
,
 verbaasd Te weten over de schrikkelijke oordelen Gods, die over de Israëlieten zouden vallen, en die ik moest verkondigen.
,
 in het midden van hen Onder hen.
,
 zeven dagen Zolang zat hij stil zonder iets te openbaren, òf omdat hij als bedwelmd zijnde, niet wist hoe hij zijn dienst aanvangen zou, òf omdat hij een schroom daarvan had, òf omdat hij nader en breder bevel van God verwachtte.
16Het gebeurde nu ten einde van zeven dagen, dat het woord des Heeren tot mij geschiedde, zeggende: 17Mensenkind! Ik heb u tot een wachter gesteld over het huis Israëls; zo zult gij het woord uit Mijn mond horen, en hen van Mijnentwege waarschuwen.
 wachter gesteld Zo worden de profeten en andere bedienaars van het Goddelijke Woord genaamd, omdat zij van God gesteld zijn om zijn volk te waarschuwen van alle gevaren, voortkomende uit valse leer of ergerlijken wandel. Zie Isa 21:11 , en Isa 52:8 , en Isa 56:10-11 ; Jer 6:17 , onder Eze 33:2 ; Act 20:28-29 . Het is ene gelijkenis, genomen van de wachters, die op hoge torens of elders gesteld worden om de inwoners der plaats te waarschuwen tegen de aankomst der vijanden of enig ander onraad, ten einde zij daartegen op hunne hoede zouden wezen. Zie 1Sa 14:16 ; 2Sa 13:34 ; 2Sa 18:24 ; 2Ki 9:17 .
,
 van Mijnentwege Hebreeuws, van, of uit mij; dat is, van mijnentwege, uit mijnen naam, last en bevel.
,
 waarschuwen Zie van dit woord Psa 19:12 .
18Als Ik tot den goddeloze zeg: Gij zult den dood sterven, en gij waarschuwt hem niet, en spreekt niet, om den goddeloze van zijn goddelozen weg te waarschuwen, opdat gij hem in het leven behoudt; die goddeloze zal in zijn ongerechtigheid sterven, maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen.
 den dood sterven, Hebreeuws, stervende zult gij sterven. Vergelijk Gen 2:17 , en Gen 3:4 , met de aantekening.
,
 goddelozen weg te waarschuwen, Zie Pro 2:12 .
,
 hem in het leven behoudt; Te weten, niet als God, de enige werkmeester, door zijn eigen kracht, maar als zijn instrument door de bediening van zijn woord, hetwelk de kracht Gods genaamd wordt; 1Co 1:18 . Zie 1Co 3:5-9 . Alzo worden de dienaars van God gezegd velen te rechtvaardigen. Dan 12:3 ; vissers der mensen te zijn, Mat 4:19 ; een licht en zaligheid der heidenen; Act 13:47 ; de ogen der mensen te openen om zich van de duisternis tot het licht te bekeren, enz., Act 26:18 ; zichzelven en die hen horen te behouden, 1Ti 4:16 ; de ziel van den dood te behouden en menigte der zonden te bedekken, Jam 5:20 ; vergelijk Eze 1:10 .
,
 in zijn ongerechtigheid sterven, Dat is, om zijne ongerechtigheid; vergelijk Lev 15:13 , onder vs.19,20, en Eze 18:24 .
,
 bloed Zie Gen 42:22 .
19Doch als gij den goddeloze waarschuwt, en hij zich van zijn goddeloosheid en van zijn goddelozen weg niet bekeert, hij zal in zijn ongerechtigheid sterven; maar gij hebt uw ziel bevrijd.
 bevrijd Te weten van mijne wraak en straf, die anders over u zou gekomen zijn; gelijk onder vs.21.
20Als ook een rechtvaardige zich van zijn gerechtigheid afkeert, en onrecht doet, en Ik een aanstoot voor zijn aangezicht leg, hij zal sterven; omdat gij hem niet gewaarschuwd hebt, zal hij in zijn zonde sterven, en zijn gerechtigheden, die hij gedaan heeft, zullen niet gedacht worden; maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen.
 rechtvaardige Te weten in den schijn voor de mensen, niet in de waarheid voor God. Alzo is het woord rechtvaardig genomen Pro 18:17 , onder Eze 18:24 , Eze 18:26 , en Eze 33:13 ; Mat 9:13 ; Luk 18:9 , Luk 18:14 . Idem, geloof voor een schijngeloof, Luk 8:13 ; Act 8:13 , en liefde voor schijnliefde, 1Jo 3:18 ; en kinderen van het koninkrijk voor degenen, die schenen zodanigen te zijn; Mat 8:12 .
,
 gerechtigheid afkeert, Dat is, schijngerechtigheid, te weten die den uitwendigen luister daarvan heeft, maar niet den verborgen wortel; alzo onder Eze 18:24 , Eze 18:26 , en Eze 33:13 ; Mat 5:20 .
,
 aanstoot Dit wordt God gezegd te doen, niet met den mens eigenlijk tot de zonde te bewegen en aan te drijven, maar door hem in den weg zijner ongerechtigheid te laten, ja aan zijn bozen vrijen wil over te geven, en de gelegenheden te laten voorkomen, waardoor hij zichzelven in het verderf brengt. Anders: zo zal Ik een aanstoot voor zijn aangezicht leggen; [dat is, hem om zijne zonde straffen] hij zal sterven.
,
 in zijn zonde sterven, Dat is, om zijne zonde; zie boven vs.18.
,
 zullen niet gedacht worden; Dat is, zullen in gene rekening komen, noch God bewegen om hem van de straf vrij te houden; alzo onder Eze 18:24 , en Eze 33:13 .
21Doch als gij den rechtvaardige waarschuwt, opdat de rechtvaardige niet zondige, en hij niet zondigt; hij zal zekerlijk leven, omdat hij gewaarschuwd is; en gij hebt uw ziel bevrijd.
 hij niet zondigt; Versta dit van de heersende zonde, en waaraan de mens geen oprecht berouw heeft, 1Jo 3:6 , 1Jo 3:9 ; want de ware rechtvaardigen zondigen ook; maar hebben berouw daarvan; Ecc 7:20 ; Joh 8:7 ; 1Jo 1:8 .
,
 zekerlijk leven, Hebreeuws, levende leven; alzo onder Eze 18:28 .
,
 gewaarschuwd is; Te weten dadelijk, metterdaad, krachtiglijk, werkelijk, en mitsdien zich voor gewaarschuwd houdende, de waarschuwing aannemende, of zich latende waarschuwen, de rechte vrucht der waarschuwing door Gods genade verkrijgende, waardoor hij het gevaar ontgaat en behouden wordt.
22En de hand des Heeren was daar op mij, en Hij zeide tot mij: Maak u op, ga uit in de vallei, en Ik zal daar met u spreken.
 was Of, kwam. Zie boven Eze 1:3 .
,
 daar op mij, Te weten te Tel-Abib. Zie daarvan boven vs.15.
,
 vallei, Het Hebreeuwse woord betekent een laag veld, dat tussen de bergen ligt en van dezelve schijnt afgesneded te zijn. Zie ook onder Eze 8:4 .
23En ik maakte mij op, en ging uit in de vallei, en ziet, de heerlijkheid des Heeren stond aldaar, gelijk de heerlijkheid, die ik gezien had bij de rivier Chebar; en ik viel op mijn aangezicht.
 heerlijkheid des HEEREN stond aldaar, Zie boven Eze 1:28 .
,
 ik viel op mijn aangezicht Zie boven Eze 1:28 .
24Toen kwam de Geest in mij, en stelde mij op mijn voeten, en Hij sprak met mij, en Hij zeide tot mij: Ga, besluit u binnen in uw huis.
 kwam de Geest in mij, Zie boven Eze 2:2 .
,
 Hij sprak met mij, Te weten de Geest Gods. Anderen nemen het op het woord Heere, uit vs.23.
,
 binnen in uw huis Hebreeuws, in het midden van uw huis.
25Want u aangaande, mensenkind, ziet, zij zouden dikke touwen aan u leggen, en zij zouden u daarmede binden; daarom zult gij niet uitgaan in het midden van hen.
 zij De weggevoerde Joden, die in Tel-Abib aan de rivier Chebar woonden. Zie boven vs.15.
,
 zouden Te weten, indien gij tot hen uitgingt. Anders: zij zullen. Hebreeuws, zij hebben dikke touwen aan u gegeven, dat is, gelegd. Maar dat de verleden tijd, naar de profetische wijze van spreken, hier moet genomen zijn voor den toekomenden, is af te nemen uit de volgende woorden, die op den toekomenden tijd passen.
,
 dikke touwen aan u leggen, Te weten om u te verhinderen dat gij niet meer tegen hen en die van Jeruzalem zoudt profeteren. Sommigen verstaan dit bij gelijkenis van de moedwillige hardnekkigheid der Joden, die de predikatiën van den profeet onvruchtbaar zou maken, ja doen ophouden.
,
 in het midden van hen Onder hen, gelijk boven vs.15.
26En Ik zal uw tong aan uw gehemelte doen kleven, dat gij stom worden zult, en zult hun niet zijn tot een bestraffenden man; want zij zijn een wederspannig huis.
 Ik zal uw tong De Heere geeft hiermede te verstaan dat Hij de moedwilligheid der Joden niet bedwingen, maar een tijdlang toelaten zou tot hun meerdere straf.
,
 aan uw gehemelte doen kleven, Dit kan verstaan worden òf van lichamelijke stomheid, òf van onbekwaamheid en verslagenheid des geestes, die God zijnen profeet heeft laten overkomen, omdat de Joden zijne predikatiën onwaardig waren. Sommigen verstaan het alsof de Heere zeide: Ik zal u niets openbaren in dien tijd.
,
 een wederspannig huis Zie boven Eze 2:5 ; Hebreeuws, een huis der wederspannigheid. Alzo in het volgende.
27Maar als Ik met u spreken zal, zal Ik uw mond opendoen, en gij zult tot hen zeggen: Zo zegt de Heere Heere, wie hoort, die hore, en wie het laat, die late het; want zij zijn een wederspannig huis.
 mond opendoen, Dat is, door mijnen Geest en mijne kracht u de bekwaamheid wedergeven, om uw profetisch ambt te bedienen.
,
 wie hoort, die hore, Vergelijk boven Eze 2:5 , Eze 2:7 .
Copyright information for DutSVVA