Ezekiel 42

1Daarna bracht hij mij uit tot het buitenste voorhof; den weg naar den weg van het noorden; en hij bracht mij tot de kameren, die tegenover de afgesneden plaats, en die tegenover het gebouw tegen het noorden waren:
 hij mij Die man, boven Eze 40:3 .
,
 buitenste voorhof; Versta, het achterste buitenvoorhof, in het westen, waar het achterste deel van den tempel in stond, en waarvan een gedeelte was afgesneden. Vergelijk boven Eze 41:12 , met de aantekening.
,
 kamers, Hebreeuws, kamer; dat is, kamers, kamergebouw, rij van kamers, gelijk onder vs.4,5. Vergelijk boven Eze 40:45-46 , waar het getal van een ook staat, maar wordt aldaar door het getal van velen niet verklaard, gelijk wel in het volgende geschiedt, en derhalve in Eze 40 uit deze plaats schijnt verklaard te moeten worden; hoewel sommigen hier ook het getal van een in den tekst houden, zowel als in Eze 40 .
2Voor aan de lengte van de honderd ellen naar de deur van het noorden; en de breedte was vijftig ellen.
 Voor aan de lengte Hebreeuws, tegen het aangezicht.
,
 naar de deur van het noorden; Anders, [was].
3Tegenover de twintig ellen, die het binnenste voorhof had, en tegenover het plaveisel, dat het buitenste voorhof had, was galerij tegen galerij, in drie rijen.
 tegen galerij, Hebreeuws, tegen het aangezicht.
4En voor de kameren was een wandeling van tien ellen de breedte; naar binnen toe, en een weg van een el; en de deuren van dezelve waren tegen het noorden.
 voor de kamers was een wandeling Hebreeuws, voor het aangezicht.
,
 dezelve waren tegen het noorden Wandelingen of galerijen.
5De bovenste kameren nu waren nauwer (omdat de galerijen hoger waren dan dezelve), dan de onderste en dan de middelste des gebouws.
 nauwer Of enger. Hebreeuws, korter.
,
 hoger waren dan dezelve Of, overtroffen dezelve. Hebreeuws, mochten meer dan dezelve, overmochten die. Anders: aten van dezelve; dat is, door hare hoogte benamen zij de opperste kamers een goed gedeelte van hare ruimte, alsook het gezicht in den tempel, en maakten ze zo nauw, dat zij tot woning ondienstig waren, naar sommiger gevoelen.
,
 dan de onderste Anders: uit de onderste, en uit de middelste was het gebouw; dat is, de onderste en middelste waren alleen bekwaam tot woning.
6Want zij waren wel van drie rijen, maar hadden geen pilaren gelijk de pilaren der voorhoven; daarom waren zij benauwder dan de onderste en dan de middelste van de aarde af.
 waren zij nauwer Hebreeuws, was het.
7De muur nu, die naar buiten tegenover de kameren was, den weg naar het buitenste voorhof, voor aan de kameren, de lengte van dien was vijftig ellen.
 muur nu, Versta, een scheidsmuur, makende een afschutsel en bijzondere afsluiting. Zie van het Hebreeuwse woord Psa 62:4 . Alzo vs.10, 12.
,
 voor aan de kameren, Hebreeuws, tegen het aangezicht.
8Want de lengte der kameren, die het buitenste voorhof had, was vijftig ellen; en ziet, voor aan den tempel waren honderd ellen.
 voor aan den tempel waren honderd ellen Hebreeuws, aan, of voor het aangezicht.
9Van onder deze kameren nu was de ingang van het oosten, als iemand tot dezelve ingaat, uit het buitenste voorhof.
 onder deze kamers nu Of, van de plaats.
,
 ingang van het oosten, Anders: als hij, die mij van het oosten ingebracht had uit de plaats dezer kamers tot de andere [kamers] uit het buitenste voorhof inging; [en dan voorts in vs.10] zo waren er aan de breedte, enz.
10Aan de breedte van den muur des voorhofs, den weg naar het oosten, voor aan de afgesneden plaats, en voor aan het gebouw, waren kameren.
 Aan de breedte van des voorhofs muur, Of in, op, de dikte.
,
 voor aan de afgesneden plaats, Hebreeuws, tegen het aangezicht, en zo terstond wedeRom.
,
 kamers Versta, andere kamers, of [gelijk sommigen] deze voorzegde kamers.
11En de weg voor dezelve henen was als de gedaante der kameren, die den weg naar het noorden waren, naar derzelver lengte, alzo naar derzelver breedte; en al haar uitgangen waren ook naar derzelver wijzen en naar derzelver deuren.
 weg Of wijze, gelegenheid.
,
 voor dezelve henen Hebreeuws, voor haar aangezicht.
,
 naar haar lengte, Dat is, zij waren gelijk die, in lengte, breedte, uitgangen, fatsoen en deuren.
12En gelijk de deuren der kameren, die den weg naar het zuiden waren, was er een deur in het hoofd van den weg, den weg voor aan den rechten muur, den weg naar het oosten, als men daar ingaat.
 voor aan den rechten muur, Hebreeuws, in het aangezicht van den rechten [of, strak opgaanden, schonen] muur. Anders: des weegs recht, of, straks voor aan den muur.
13Toen zeide hij tot mij: De kameren van het noorden, en de kameren van het zuiden, die voor aan de afgesneden plaats zijn, dat zijn heilige kameren, waarin de priesters, die tot den Heere naderen, die allerheiligste dingen zullen eten; aldaar zullen zij de allerheiligste dingen henenleggen, en het spijsoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer, want de plaats is heilig.
 hij tot mij Die man, boven Eze 40:3 .
,
 voor aan de afgesneden plaats zijn, Hebreeuws, tegen het aangezicht.
,
 heilige kamers, Hebreeuws, kamers der heiligheid.
,
 allerheiligste dingen zullen eten; Hebreeuws, de heiligheden der heiligheden, alzo in het volgende; zie Lev 2:3 .
,
 en het Of, namelijk.
,
 spijsoffer, Zie Lev 2 .
,
 zondoffer, Zie Lev 40:39 .
14Als de priesters ingegaan zullen zijn, zo zullen zij uit het heiligdom niet weder uitgaan in het buitenste voorhof, maar aldaar hun klederen henenleggen, in dewelke zij gediend hebben, want die zijn een heiligheid; en zij zullen andere klederen aantrekken , en naderen tot hetgeen voor het volk is.
 ingegaan zullen zijn, In het heiligdom.
,
 uitgaan in het buitenste voorhof, Te weten in of met de heilige klederen, in welke zij gediend hebben.
,
 aldaar In deze heilige kamers.
,
 klederen henenleggen, Onze Hogepriester Christus is bekleed met welriekende klederen des heils en zijner verdiensten, met den mantel der gerechtigheid, waarmede Hij zijne kerk kleedt en dekt; Psa 45:9 ; Isa 61:10 , en Isa 63:1 . Zijne dienstknechten, die tot den Heere naderen, moeten bekleed zijn met al zulke deugden in het bijzonder, als tot hun ambt vereist worden; zie 1Ti 4:12 ; Tit 2:7 . Van de geestelijke klederen der ganse kerk, zie Psa 45:14 ; Son 4:11 ; Mat 22:11 ; Rom 13:14 ; 2Co 5:3 ; Gal 3:27 ; Eph 4:24 ; Col 3:10 ; Rev 3:4-5 , Rev 3:18 , en Rev 16:15 , en Rev 19:8 , enz.
,
 heiligheid; Dat is, zeer heilig. Versta, de klederen, of kamers, die beide heilig waren, daarom moesten zij de heilige klederen van hun dienst daar afleggen en laten.
,
 hetgeen voor het volk is Dat is, in deze plaatsen in het buitenste voorhof, [gelijk in het voorgaande gezegd], dat voor het gemene volk is, zullen zij met andere klederen moeten komen.
15Als hij nu de maten van het binnenste huis geëindigd had, zo bracht hij mij uit, den weg naar de poort, die den weg naar het oosten zag, en hij mat ze rondom henen.
 zag, Hebreeuws, welker aangezicht [was] enz.
,
 mat ze rondom henen Versta, de oostpoort mat hij met den muur in zijn vierkant, die rondom de gehele plaats van dit ganse nieuwe gebouw ging, in het oosten, noorden, zuiden en westen; dat is, hij mat den gansen omgang van het oosten af. Zie boven Eze 40:5 .
16Hij mat de oostzijde met het meetriet; vijfhonderd rieten, met het meetriet, rondom.
 oostzijde Hebreeuws, wind [alzo in het volgende] dat is, de zijde, die tegen den oostenwind gelegen was.
,
 met het meetriet, Of, naar, van, en zo in het volgende.
,
 rondom Langs henen de ganse zijde. Alzo in het volgende.
17Hij mat de noordzijde, vijfhonderd rieten, met het meetriet, rondom. 18De zuidzijde mat hij, vijfhonderd rieten, met het meetriet. 19Hij ging om naar de westzijde, en hij mat vijfhonderd rieten, met het meetriet.
 westzijde, Hebreeuws, der zee.
20Hij mat het aan de vier zijden; het had een muur rondom henen, de lengte was vijfhonderd rieten, en de breedte vijfhonderd, om onderscheid te maken tussen het heilige en onheilige.
 heilige en onheilige Hebreeuws, heiligheid. Versta, tussen het geestelijke of kerkelijke en wereldlijke of burgerlijke, dat is, tussen het ganse heilig begrijp [zie onder Eze 43:12 ] , en de stad met haar toebehoren. Zie onder Eze 48:15 , gelijk er ook nog onderscheid was tussen het heiligdom en de plaatsen van het volk. Zie boven vs.14.
Copyright information for DutSVVA