Habakkuk 1

1De last, welken Habakuk, de profeet, gezien heeft.
 last, welken Zie Isa 13:1 , in het volgende, Habakuk. Hebr. Chabakuk.
,
 gezien heeft Te weten in een gezicht, zie Isa 1:1 .
2Heere! hoe lang schreeuw ik, en Gij hoort niet, hoe lang roep ik geweld, tot U, en Gij verlost niet!
 Geweld Te weten omdat de geweldigen des lands de geringen onderdrukken, of de goddelozen de godzaligen. Zie dergelijke manier van spreken Job 19:7 , en Jer 20:8 .
3Waarom laat Gij mij ongerechtigheid zien, en aanschouwt de kwelling? Want verwoesting en geweld is tegen mij over, en er is twist, en men neemt gekijf op.
 kwelling? Of, moeite, gelijk Psa 10:14 . Te weten die de bozen den vromen aandoen.
,
 Want verwoesting De zin is: Waar ik mij keer of wend, daar zie ik anders niet dan verwoesting en geweld.
,
 en daar Te weten onder het Joodse volk, de een twist met den ander; of zij twisten tegen mij en de andere profeten; zie Hos 4:4 ; Jer 15:10 .
,
 men neemt Dat is, er zijn er vast overal, die twist en gekijf aanrichten, ook om kleine of geringe oorzaken.
4Daarom wordt de wet onderlaten, en het recht komt nimmermeer voort; want de goddeloze omringt den rechtvaardige; daarom komt het recht verdraaid voor.
 nagelaten, Of, de wet is gezwakt, de wet Gods, en de predikatie derzelve wordt niet meer geacht bij de goddeloze Joden. Zie Eze 33:32 . Zie Jer 11:12 .
,
 komt nimmer Dat is, het wordt nimmermeer uitgesproken, de rechtsgedingen blijven aan den spijker hangen, gelijk men nu spreekt, zij duren vele jaren lang.
,
 de goddeloze Verg. Psa 12:9 , en Psa 22:13 .
,
 komt het recht De onvrome rechtgeleerden verdraaien het recht; of de rechters worden met giften en gaven omgekocht; of zij verdraaien en verkeren recht door gunst of afgunst. Maar ziet wat zulken wedervaren zal Psa 125:5 .
5Ziet onder de heidenen, en aanschouwt, en verwondert u, verwondert u, want Ik werk een werk in ulieder dagen, hetwelk gij niet geloven zult, als het verteld zal worden.
 Ziet onder Hier antwoordt de Heere den profeet op zijne klacht, en het is zoveel alsof Hij weide: Let hier wel op, of ooit dergelijk groot en verschrikkelijk oordeel gegaan is als die zware ellende en het verderf, dat Ik door de Chaldeën over ulieden, of gij boze Joden, zal laten komen. Doch de apostel heeft deze woorden wijders uitgestrekt tot de straf der ongelovige Joden; zie Act 13:41 .
,
 in ulieder Dat is, gedurende ulieder leven.
,
 als het Of, als men het vertellen zou. Zo buitengewoon groot zal het wezen.
6Want ziet, Ik verwek de Chaldeen, een bitter en snel volk, trekkende door de breedten der aarde, om erfelijk te bezitten woningen, die de zijne niet zijn.
 snel volk, Hebr. zich haastende; dat is, een volk, dat snel en haastelijk voortvaart in zijne zaken. Zie Isa 5:26 , enz.
,
 door de Dat is, wijd en breed door vele landen.
,
 om erflijk Dat is, om landen en steden in te nemen en te gaan bezitten, die andere volken en natiën, en inzonderheid die de Joden toekomen.
7Schrikkelijk en vreselijk is hetzelve; zijn recht en zijn hoogheid gaat van hemzelven uit.
 het; Te weten volk.
,
 zijn recht Het doet alles naar zijn lust en welgevallen, en al wat het doet moet recht zijn vanwege zijne hoogheid.
8Want zijn paarden zijn lichter dan de luipaarden, en zij zijn scherper dan de avondwolven, en zijn ruiters verspreiden zich; ja, zijn ruiters zullen van verre komen, zij zullen vliegen als een arend, zich spoedende om te eten.
 Want zijne Deze woorden zien op het eerste lid van het zevende vs.
,
 lichter dan Dat is, sneller.
,
 scherper dan Van tanden, of van gezicht.
,
 de avondwolven, Hebr. de wolven van den avond; dat is, dan de wolven, die des avonds of bij nacht komen, om de schapen te stelen; verg. Jer 5:6 .
,
 van verre Te weten uit verre landen.
,
 vliegen Dat is, haastelijk en snellijk voortgaan.
,
 als een arend, Verg. 2Sa 1:23 ; Job 9:26 ; Pro 30:19 ; Jer 4:13 ; Eze 17:2 ; Mat 24:28 .
9Het zal geheellijk tot geweld komen, wat zij inslorpen zullen met hun aangezichten, zullen zij brengen naar het oosten; en het zal de gevangenen verzamelen als zand.
 Het zal Te weten het volk van Chaldea.
,
 tot geweld Dat is, om geweld te doen.
,
 wat zij De zin is: Al wat de Chaldeën zullen zien, dat zullen zij als opslorpen, of opslokken en inzwelgen door de begeerlijkheid hunner ogen, verslindende met hunne ogen alles wat zij zien of ontmoeten. Zie dergelijke manier van spreken, Job 39:27 . Hebr. het opslorpen van hun aangezicht zal zijn naar het oosten. Anderen: het aanschouwen van hun aangezicht zal zijn alsof iemand den oostenwind tegenkwam, die in het Joodse land zeer heftig en zeer schadelijk is.
,
 naar het oosten; Dat is, naar Chaldea, vanwaar deze soldaten gekomen waren, want Chaldea ligt noordoostelijk van Judea; daarheen zouden zij hunne ogen wenden, om derwaarts te keren met buit geladen.
,
 de gevangenen Hebr. de gevangenis, dat is, de menigten der gevangenen.
,
 als zand Dat is, in ontelbare menigt, gelijk het zand ontelbaar is. Zie Gen 41:49 .
10En hij zal de koningen beschimpen, en de prinsen zullen hem een belaching zijn; hij zal alle vesting belachen; want hij zal stof vergaderen, en hij zal ze innemen.
 hij zal Te weten de konng van het bovengenoemde volk, te weten Nebukadnezar.
,
 de koningen Gelijk onder naderen, de koningen van Egypte, van Tyrus, van Sidon, van Arabië, en inzonderheid den koning Zedekia, gelijk te lezen is 2Ki 25:6-7 , en Jer 25 en Jer 29 .
,
 alle vesting Dat is, alle vaste plaatsen, hetzij steden, of kastelen, of andere forten.
,
 hij zal stof Dat is, hij zal menigte van aarde laten samenvoeren om de grachten en wateren te dempe, of om hoogten en katten op te werpen. Anderen, hij zal krijgsvolk in zulke menigte als stof vergaderen.
,
 hij zal ze Zie van de grote overwinningen van den koning Nebukadnezar, Isa 23
11Dan zal hij den geest veranderen, en hij zal doortrekken, en zich schuldig maken, houdende deze zijn kracht voor zijn God.
 Dan zal Te weten als hij Jeruzalem en andere sterke steden zal ingenomen hebben.
,
 hij Te weten de koning Nebukadnezar.
,
 den geest Dat is, hij zal anders gezind worden dan hij tevoren geweest is; dat is, hij zal door dezen zijn voorspoed in verschrikkelijken hoogmoed vervallen. Verg. Isa 14:13-14 ; Dan 4:30 . Anders: hij zal veranderen [als] een wind.
,
 doortrekken Te weten in Chaldea, of naar Babylonië. Anders: hij zal overtreden.
,
 schuldig maken, Te weten aan God, door afgoderij, stutheid en vermetelheid.
,
 deze zijne Dat is, schrijvende zichzelven Goddelijke hoogheid en eer toe, vanwege zijn grote victoriën. Verg. onder vs.16. Anders: [zeggende dat] deze zijne kracht zij zijns gods; dat is, hij zal het zijnen god, te weten, Bel toeschrijven, dat hij die grote dingen heeft uitgericht door zijn krachtige hulp en bijstand. Zie hiervan Dan 1 , Dan 2 , Dan 3 , Dan 4 , Dan 5 .
12Zijt Gij niet van ouds af de Heere, mijn God, mijn Heilige? Wij zullen niet sterven; o Heere! tot een oordeel hebt Gij hem gesteld, en o Rots! om te straffen, hebt Gij hem gegrondvest.
 Van ouds af Dat is, van eeuwigheid.
,
 mijn Heilige? Onder andere namen, die God gegeven worden, is ook deze, de Heilige Israëls. Zie Psa 71:22 . Zie ook Isa 12:6 , en Isa 43:3 , Isa 43:15 en Isa 49:7 .
,
 Wij zullen Dat is, wij zullen niet ganselijk door de Chaldeën uitgeroeid worden, maar Gij zult ons door uw krachtige hand verlossen.
,
 tot een Dat is, opdat hij [te weten de koning te Babel] uwe gerichten volvoere.
,
 o Rots, Dat is, o Heere, op wien wij ons verlaten en steunen, als op onzen rotssteen. Dit zijn woorden van den profeet in zijn en in des volks naam. Verg. Deu 32:4 ; Psa 18:3 , en Psa 19:15 .
,
 te straffen Te weten ons en anderen, of zichzelven, te weten nadat hij , als een roede en staf van uw toorn, ons zal gekastijd hebben. Verg. Exo 9:16 .
13Gij zijt te rein van ogen, dan dat Gij het kwade zoudt zien, en de kwelling kunt Gij niet aanschouwen; waarom zoudt Gij aanschouwen die trouwelooslijk handelen? Waarom zoudt Gij zwijgen, als de goddeloze dien verslindt, die rechtvaardiger is dan hij?
 het kwade Te weten hetwelk de Chaldeën ons aandoen.
,
 zoudt zien, Gods oog is niet verborgen; Hij ziet het kwaad dat de mensen bedrijven, Psa 10:14 ; maar Hij ziet het niet met goede ogen aan, Hij zal het ook niet altijd ongestraft laten. Doch Oba 1:13 , wordt deze manier van spreken genomen voor met lust het kwade, hetwelk den vromen overkomt, aanschouwen.
,
 de kwelling Dat is, den overlast, te weten overlast, kwelling, moeite, dat is de Chaldeën ons aandoen.
,
 kunt Gij Zie de aantekening 51.
,
 die trouwelooslijk Tw de Chaldeën, die zeer trouweloos en meinedig geweest zijn. Zie Isa 21:2 .
,
 zwijgen, Dat is, de straf nalaten.
,
 de goddeloze Te weten, de Chaldeër.
,
 die rechtvaardiger Te weten, het Joodse volk, vergeleken bij de Chaldeën. Doch versta dit van de godzaligen onder de Joden, welken die zijn waar de profeet voor bidt; want de goddelozen onder de Joden gingen de heidenen in boosheid ver teboven. Zie Jer 2:10-11 .
14En waarom zoudt Gij de mensen maken, als de vissen der zee, als het kruipend gedierte, dat geen heerser heeft?
 waarom Dat is, waarom zoudt Gij lijden dat de groten en machtigen dezer wereld de kleinen en onnozelen zouden vangen, doden, oplokken en verdelgen naar hun lust en goeddunken, gelijk de grote vissen de kleine doen, alsof Gij in de wereld alles liet gaan als bij geval, en alsof Gij nergens acht op gaaft?
,
 dat geen Di, geen groten vis, of kruipend dier, hetwelk over hen heerst en hen beschermt tegen het geweld dergenen, die hen verslinden.
15Hij trekt ze allen met den angel op, hij vergadert ze in zijn garen, en hij verzamelt ze in zijn net; daarom verblijdt en verheugt hij zich.
 Hij trekt Te weten de vijand van wien boven gesproken is, Nebukadnezar.
,
 allen met den Tw mensen, of natiën. Of, hij trekt het, enz. te weten mensen en goederen.
,
 op, hij Of, uit, dat is, hij brengt hen allen onder zijn geweld. Verg. Dan 4:30 .
,
 daarom verblijdt De zin is: hij heeft niet alleen geen berouw en leedwezen over zijn boosheid, maar hij verblijdt en verheugt zich daarover, als wel gedaan hebbende. Verg. Eph 4:19 .
16Daarom offert hij aan zijn garen, en rookt aan zijn net; want door dezelve is zijn deel vet geworden, en zijn spijze smoutig.
 Daarom offert Alsof hij zeide: Als het den Chaldeër zo wel en naar zijn wens gaat, zo schrijft hij zulks Gode niet toe, maar zijn eigen macht en kloekheid. Zie Isa 10:13 en Dan 4:30 .
,
 door dezelve Te weten, door zijn garen en net.
,
 is zijn deel Di, is zijn deel, staat, rang verbeterd en grotelijks vermeerderd.
17Zal hij dan daarom altoos zijn garen ledig maken, en zal hij niet verschonen, met altoos de volken te doden?
 Zal hij dan De zin is: Omdat hij dus wreed en vermeten is, zult Gij daarom altijd deze zijne goddeloosheid verdragen en ongestraft laten voorbijgaan? Zult Gij hem steeds het ene land voor en het andere land na laten overheren en tenonderbrengen?
,
 ledig maken; Tw om dat weder tot een nieuwe vangst te bereiden en uit te werpen.
,
 te doden? Di, te verdelgen en uit te roeien, zonder dat Gij, als een rechtvaardig Rechter, daarop acht zult geven en hem straffen? Het antwoord wordt verzwegen, hetwelk zou wezen: geenszins, maar Gij zult hem eindelijk een gebit in den mond werpen en straffen. Dusdanige vragen loochenen sterkelijk.
Copyright information for DutSVVA