Hebrews 5

1Want alle hogepriester, uit de mensen genomen, wordt gesteld voor de mensen in de zaken, die bij God te doen zijn, opdat hij offere gaven en slachtofferen voor de zonden;
 alle hogepriester, Namelijk gelijk die zijn geweest, die uit de nakomelingen van Aäron wettelijke priesters zijn geworden. Want Paulus heeft dezen brief geschreven terwijl de tempel nog stond, en ziet op de wijze van doen, die toen nog genoeg bekend was.
,
 voor de mensen Dat is, om der mensen wil, tot hun voordeel en dienst, om de mensen met God te verzoenen, of enige weldaden van God te verwerven.
,
 gaven en slachtofferen Door deze eerste soort worden verstaan de offeranden, die van de vruchten en andere dergelijke dingen werden geofferd; door de tweede, de offeranden van gedierten of beesten, die aan het altaar werden geslacht en alzo geofferd.
2Die behoorlijk medelijden kan hebben met de onwetenden en dwalenden, overmits hij ook zelf met zwakheid omvangen is;
 behoorlijk medelijden Of, matiglijk; dat is, in behoorlijke mate. Het Griekse woord metriopathein betekent eigenlijk medelijden hebben met mate, of naarmate; dat is zo veel nodig is, om hem, die het van node heeft, te hulp te komen.
,
 de onwetenden Dat is, zondaren, ene Hebreeuwse wijze van spreken; en wordt door het eerste verstaan, de zonde die uit onwetendheid of zwakheid des verstands geschiedt; door de tweede de zonde waarin de mens valt, doordien hij zichzelf verleidt, of toegeeft, en niet zonder zijn wil tot de zonde voortgaat, hoewel er dwaling bij is, als het verstand door de begeerlijkheid verduisterd wordt, Jam 1:14-15. Tegen beide heeft God offeranden ter verzoening verordineerd. Zie Lev 4, Lev 5, Lev 6; maar voor de moedwillige zonde tegen den Heiligen Geest niet. Zie Heb 10:26-27.
,
 met zwakheid omvangen is; Dat is, met zonde, gelijk vs.3 aantoont; waarin Christus den anderen hogepriesters ongelijk is, dewijl Hij wel in alles gelijkelijk verzocht is, doch zonder zonde. Zie Heb 4:15, en Heb 7:26-27.
3En om derzelver zwakheid wil moet hij gelijk voor het volk, alzo ook voor zichzelven, offeren voor de zonden.
 moet hij gelijk Grieks is hij schuldig.
,
 voor zichzelven, Zie hiervan Lev 4:3, en Lev 9:7, en Lev 16:6, wanneer hij eens in het jaar in het heilige der heiligen ging, en eerst voor zijn eigen zonden, en daarna voor de zonden des volks offerde, en wanneer hij zelf enige ergerlijke zonden begaan had.
4En niemand neemt zichzelven die eer aan, maar die van God geroepen wordt, gelijkerwijs als Aäron.
 zichzelven Namelijk zonder voorgaand beroep.
,
 die eer aan, Namelijk om hogepriester te worden. Hij spreekt van degenen die wettelijke priesters waren.
5Alzo heeft ook Christus Zichzelven niet verheerlijkt, om Hogepriester te worden, maar Die tot Hem gesproken heeft: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd.
 Die tot Hem gesproken heeft Dat is, God Zijn Vader, namelijk heeft Hem hiertoe verheerlijkt.
,
 Gij zijt Mijn Zoon, Sommigen menen, dat met deze woorden alleen beschreven wordt de persoon des Vaders, die den Zoon tot het priesterambt heeft verheerlijkt, en dat alleen in het volgende zesde vs. het bewijs daarvan zou volgen. Anderen verstaan, dat in dit vijfde vs. ook bewijsredenen zouden begrepen zijn, dat Hem de Vader tot enen hogepriester wettelijk gesteld heeft; eerstelijk in de woorden, die daar in den psalm volgen: begeer van mij, enz.; daar dit het eigen werk is van een priester voor het volk te bidden; als ook in het woord mijn Zoon, daar de eerstgeboren zonen, voor de instelling van het Levietische priesterdom, gewoon het Priesterdom na den dood der huisvaders in de familiën bedienden. Zie Gen 25:31, en voornamelijk in de woorden heden van mij geboren; waardoor hoewel inzonderheid verstaan wordt de eeuwige geboorte des Zoon van den Vader, Heb 1:5; zo worden die ook geschikt door Paulus toegepast op de openbaring daarvan, die in den tijd geschied is, voornamelijk door Zijn opstanding uit de doden, Act 13:33; hetwelk een klaar bewijs is, dat Hij van den Vader tot een Middelaar, en vervolgens ook tot een hogepriester wettig is gesteld geweest.
6Gelijk Hij ook in een andere plaats zegt: Gij zijt Priester in der eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek.
 in een andere [plaats] zegt Namelijk in den 110n Psa- , welke ook Christus zelf op den Messias duidde, Mat 22:44-45.
,
 naar de ordening van Melchizédek Dat is, naar de wijze en gelijkenis van Melchizedek, gelijk Heb 7:15, verklaard wordt.
7Die in de dagen Zijns vleses, gebeden en smekingen tot Dengene, Die Hem uit den dood kon verlossen, met sterke roeping en tranen geofferd hebbende, en verhoord zijnde uit de vreze.
 in de dagen Zijns vleses, Dat is, wanneer Hij onze zwakke natuur aangenomen had, en daarin onder ons wandelde en leed. Want hoewel Hij onze natuur ook in den hemel draagt, zo heeft Hij nochtans de zwakheden daarvan afgelegd.
,
 met sterke roeping en tranen De apostel ziet hier wel op de gehele vernedering van Christus, maar voornamelijk op den angst en uiterste benauwdheid van Christus in den hof, als Hij bloedige druppelen heeft gezweet, en op Zijn sterk roepen aan het kruis, wanneer Hij riep: mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten.
,
 geofferd hebbende, Dat is, Zijn Vader voorgedragen, en Zijn leven voor ons in handen Zijns Vaders opgedragen hebbende.
,
 uit de vrees Grieks Eulabeias, welk woord dikwijls vrees betekent, gelijk te zien is Act 23:10, en is hetzelfde wat Markus, Mar 14:33, thambos en ademonian, dat is, verbaasdheid en groten angst noemt, welke in Christus menselijke natuur geweest is, uit het voorzien en voorgevoel van de helse benauwdheden, die Christus in Zijn ziel voor ons aan het kruis zou lijden, nochtans zonder zonde, daar Hij in het geloof altijd vast is gebleven, en zich in al dezen den wil Zijns Vaders volkomen heeft onderworpen. Uit welke vrees, of, verschrikking Hij hier wordt gezegd verhoord geweest te zijn, omdat Hij door Zijn gebed gesterkt en verzekerd was, dat Hij door de kracht Zijner goddelijke natuur alles zou overwinnen, en zo den duivel en den dood zelf onder Zijn voeten brengen. Anderen zetten het over: vanwege de godvruchtigheid; of, om Zijner godvruchtigheid wil, gelijk dit woord eulabeia ook betekent. Doch het Griekse woord apo, dat is, van of uit, kan deze verklaring niet wel lijden.
8Hoewel Hij de Zoon was, nochtans gehoorzaamheid geleerd heeft, uit hetgeen Hij heeft geleden.
 geleerd heeft Dat is, ervaren heeft, wat het is in zulke benauwdheden zichzelf den wil Zijns Vaders in alles gehoorzaam te onderwerpen.
9En geheiligd zijnde, is Hij allen, die Hem gehoorzaam zijn, een oorzaak der eeuwige zaligheid geworden;
 geheiligd zijnde, Of, volmaakt geworden zijnde, namelijk in deze Zijn gehoorzaamheid. Of, opgeofferd zijnde, namelijk aan het kruis door den eeuwigen Geest, gelijk de apostel hierna spreekt hfdst. 9:14. Of volkomen ingewijd zijnde. Want al deze betekenissen heeft dit Griekse woord teleiotheis in zich.
,
 die Hem gehoorzaam zijn, Dat is, die in Hem geloven, en vervolgens ook dit geloof met de andere delen der gehoorzaamheid vergezelschappen, gelijk de schrift doorgaans ook het geloof de gehoorzaamheid noemt, als den grond van alle ware gehoorzaamheid. Zie Joh 3:36.
10En is van God genaamd een Hogepriester, naar de ordening van Melchizedek.
 van God genaamd een hogepriester, Of van God toegenaamd, dat is, van God gesteld of geordineerd. Want dien God den naam geeft, dien geeft Hij ook de zaak zelf.
11Van Denwelken wij hebben vele dingen, en zwaar om te verklaren, te zeggen, dewijl gij traag om te horen geworden zijt.
 Van Denwelken wij hebben Namelijk Melchizedek. Of van welke, namelijk zaak.
,
 dingen, Grieks reden.
,
 dewijl gij In deze woorden geeft de apostel reden van hetgeen hij gezegd had, dat de zaken, die hij voor had te schrijven, zwaar waren om te verklaren, namelijk niet zozeer ten aanzien van de zaak zelf, als ten aanzien van hunne traagheid, waarom hij hen hiermede tot opmerkzaamheid aanmaant.
,
 traag om te horen Of, traag in het gehoor, of van gehoor.
12Want gij, daar gij leraars behoordet te zijn vanwege den tijd, hebt wederom van node, dat men u lere, welke de eerste beginselen zijn der woorden Gods; en gij zijt geworden, als die melk van node hebben, en niet vaste spijze.
 vanwege den tijd, Of ten aanzien van den tijd, namelijk dat gij in de leer van Christus geoefend zijt.
,
 de eerste beginselen zijn Grieks de elementen, of A B C des beginsels, dat is, de eerste gronden en fondamenten der christelijke leer, welke hij in Heb 6 zal verhalen. Anders worden ook de ceremoniën des Ouden Testaments, waar de Hebreën licht toe vervielen, en altijd in bleven hangen, de eerste beginselen der wereld en zwakke elementen genoemd, Gal 4:9; Col 2:8; omdat God daardoor dezelve als een A B C tot de geestelijke leer der zaligheid had geleid, waarvan de Hebreën nu tot de zaak, daardoor betekend, moesten voortgaan, en daarin meer en meer toenemen.
,
 melk van node hebben, Dezelfde gelijkenis gebruikt de apostel ook 1Co 3:2, om hun hunne traagheid en onwetendheid te doen verstaan in de zaken der verborgenheden van het Evangelie, gelijk de volgende verzen verklaren.
,
 spijze Grieks voedsel.
13Want een iegelijk, die der melk deelachtig is, die is onervaren in het woord der gerechtigheid; want hij is een kind.
 onervaren Dat is, niet genoeg onderwezen in de leer des Evangelies, waarin de ware gerechtigheid, die in Gods oordeel bestaat en van ons geëist wordt, is geopenbaard.
,
 hij is een kind Dat is, als een kind, namelijk in wetenschap. Zie 1Co 14:20; Eph 4:14.
14Maar der volmaakten is de vaste spijze, die door de gewoonheid de zinnen geoefend hebben, tot onderscheiding beide des goeds en des kwaads.
 der volmaakten is Dat is, der volwassenen, gelijk 1Co 2:6, en 1Co 14:20; Eph 4:13.
,
 de vaste spijze, Dat is, ook de naakte en diepste verborgenheden en leerstukken van Gods Woord; gesteld eensdeels tegen de eerste beginselen der leer, eensdeels tegen de ceremoniën, waartoe de Joden, als kinderen, altijd vervielen.
,
 door de gewoonheid Dat is, door bekwaamheid, die een mens verkrijgt door vele oefeningen in enige kunst, of andere zaak.
,
 de zinnen geoefend hebben, Of, geoefende zinnen hebben. Het Griekse woord betekent de werktuigen, waardoor de zinnen hunne werkingen doen en geoefend worden, als ogen, oren, tongen, enz., waardoor de inwendige instrumenten der ziel hier verstaan worden, als rede, verstand, wil, enz., welke door de kracht des Geestes verlicht en vernieuwd zijnde, ook de oefening van Gods Woord dagelijks meer en meer moeten gesterkt worden, om het kwade en het valse te kunnen verwerpen, en het goede en de waarheid te kunnen aannemen.
Copyright information for DutSVVA