Job 39

1[039:4] Weet gij den tijd van het baren der steengeiten? Hebt gij waargenomen den arbeid der hinden?
 Weet gij Versta hierdoor het gehele beleid en werk van de geboorten, voorttelingen en opkwekingen der wilde beesten; hetwelk alleen de voorzienigheid Gods moet toegeschreven worden, en niet de zorg des mensen.
,
 steengeiten? Zie 1Sa 24:3 .
,
 den arbeid Dat is, den tijd, wanneer zij in den nood van baren zijn, om die, als zij in gevaar en smart zijn, te helpen.
2[039:5] Zult gij de maanden tellen, die zij vervullen, en weet gij den tijd van haar baren?
 Zult gij Dat is, kunt gij verzinnen het ogenblik van hun ontvangen? Deze vragen loochenen alle sterkelijk.
,
 vervullen, Dat is, afdoen en volbrengen; te weten, met het dragen van hun jongen.
3[039:6] Als zij zich krommen, haar jongen met versplijting voortbrengen, haar smarten uitwerpen?
 krommen, Te weten, om te beter te baren.
,
 smarten Versta, de geboortepijnen, die in deze dieren groot zijn, en van welke zij alleen geholpen worden door de goddelijke voorzienigheid. Zie Psa 29:9 .
4[039:7] Haar jongen worden kloek, worden groot door het koren; zij gaan uit, en keren niet weder tot dezelve.
 jongen Hebreeuws, zonen; zie Lev 1:14 .
,
 worden kloek, Dat is, worden weder gezond, fris en sterk, ofschoon zij eerst geworpen zijnde, door de zwaarheid der geboorte slap en teer waren.
,
 door het koren; Het woord bar in het oorspronkelijke betekent in het Hebreeuws koren, of tarwe, waarvan deze beesten hun voedsel nemen; maar het betekent in het Syrisch akker, of veld, gelijk ook het Chaldeeuwse woord bara zulks betekent; Dan 2:38 en Dan 4:12 . Waarom enigen hetzelve zo overzetten.
,
 haar Te weten, moeders, die ze geworpen hebben.
5[039:8] Wie heeft den woudezel vrij henengezonden, en wie heeft de banden des wilden ezels gelost?
 Wie heeft den woudezel De zin is, dat de ontembare en onbedwingelijke natuur der wilde ezels alleen van Gods regering en voorzienigheid komt, welker redenen, zodat de mens niet kan begrijpen, hij nog veel minder andere diepe en ondoorgrondelijke werken Gods vatten kan.
6[039:9] Dien Ik de wildernis tot zijn huis besteld heb, en het ziltige tot zijn woningen.
 de wildernis Anders, het vlakke veld. Doch versta zulk vlak veld, dat wel wild en woest ligt, maar nochtans enig voeder voor de beesten heeft, gemengd uit velerlei groente en ruigte, hetwelk den wilden beesten wel smakend is.
,
 ziltige Dat is, het dorre, onvruchtbare en onbebouwde land. Zie Jdg 9:45 , en Psa 107:34 .
7[039:10] Hij belacht het gewoel der stad; het menigerlei getier des drijvers hoort hij niet.
 Hij belacht Dat is, hij acht de menigte en het bedrijf der mensen niet, omdat hij de woestijn liever heeft, of omdat hij ook niet vreest het geweld, dat vele mensen zouden mogen aanleggen om hem te bedwingen. Dit is menselijkerwijze van de beesten gesproken, gelijk onder, vs.21, 25, 28, en Job 40:22-23 , en Job 41:18 , ob 41:20 .
,
 menigerlei Dat is, het geroep, hetwelk pleegt gemaakt te worden van degenen, die enigen arbeid of dienst van mensen of beesten gedaan willen hebben.
8[039:11] Dat hij uitspeurt op de bergen, is zijn weide; en hij zoekt allerlei groensel na.
 Wat hij uitspeurt Hebreeuws, de uitspeuring, of het uitgespeurde der bergen; dat is hetgeen hij steeds zoekt op de bergen, als gras en andere groenigheid, is zijn voedsel.
,
 groensel na Dat is, groen kruid, dat in het wild wast.
9[039:12] Zal de eenhoorn u willen dienen? Zal hij vernachten aan uw kribbe?
 Zal de eenhoorn Versta, ganselijk niet, en dat vanwege zijn moedige en onbedwingelijke kracht. Zie Num 23:22 .
10[039:13] Zult gij den eenhoorn met zijn touw aan de voren binden? Zal hij de laagten achter u eggen?
 touw Te weten, waarmede hij gebonden zou worden om het ploegwerk te doen.
,
 voren binden? Dat is, aan het verheven land, hetwelk in de akkers tussen twee voren is. Zie boven, Job 31:38 . Doch versta hier het ploegwerk, waardoor de voren gemaakt worden, om welke oorzaak de overzetting gesteld kan worden aldus: Met zijn touw binden ter ploeging; dat is om te ploegen.
,
 de laagten Of, diepten, valleien, gronden. Sommigen verstaan hierdoor wederom de voren.
11[039:14] Zult gij op hem vertrouwen, omdat zijn kracht groot is, en zult gij uw arbeid op hem laten?
 op hem vertrouwen, Dat is, u verzekeren dat hij uw werk in het veld zou mogen doen, gelijk de tamme beesten wel doen, die van de mensen in het akkerwerk gebruikt worden.
,
 uw arbeid Dat is, uw vruchten, die gij door uw arbeid gewonnen hebt. Vergelijk boven, Job 20:18 .
,
 op hem laten? Te weten, om te dragen, of te voeren naar de schuur. Zie vs.15.
12[039:15] Zult gij hem geloven, dat hij uw zaad zal wederbrengen , en vergaderen tot uw dorsvloer?
 wederbrengen, Dat is, maken dat gij de gewenste vruchten genieten zult? hetwelk zou moeten geschieden met ploegen en eggen, of met de vruchten in de schuur te brengen.
13[039:16] Zijn van u de verheugelijke vleugelen der pauwen? Of de vederen des ooievaars, en des struisvogels?
 de verheugelijke Te weten, waarmede de pauwen zich verheugen en verheffen, of ook de mensen zich vermaken.
,
 Of de vederen Anders, of de vleugel en het geveder des ooievaars. Anders, of de vleugel van den struis en [zijn] geveder, of pluimen.
,
 ooievaars, Zie Lev 11:19 .
,
 struisvogels? Het Hebreeuwse woord notsah betekent wel een pluim, maar uit de volgende woorden van dit hfdst. wordt van de overzetters afgenomen dat hier te verstaan is de struis, dat is, een vogel, die met vele pluimen voorzien is. Het volgende kan op den pauw en op den ooievaar niet passen.
14[039:17] Dat zij haar eieren in de aarde laat, en in het stof die verwarmt.
 zij haar eieren Te weten, de struis.
,
 stof Dat is, in het zand.
,
 verwarmt Te weten, latende de zon daarover schijnen, opdat door haar warmte de eieren zouden uitgebroed worden. Want men schrijft dat deze vogel onaardig en zonder natuurlijken trek is tegen zijn eieren, die verlatende en de warmte der zon aanbevelende, zonder daarop te zitten.
15[039:18] En vergeet, dat de voet die drukken kan, en de dieren des velds die vertrappen kunnen?
 die drukken kan, Hebreeuws, dat; dat is, elk een van die, te weten, eieren. Alzo in het andere lid van vs.18.
16[039:19] Zij verhardt zich tegen haar jongen, alsof zij de hare niet waren; haar arbeid is te vergeefs, omdat zij zonder vreze is.
 haar jongen, Of, haar eieren, uit welke zij jongen krijgt. Zij handelt daarmede hardelijk tegen het natuurlijke van andere vogels, om de redenen in vs.17,18 vermeld.
,
 haar arbeid Te weten, die zij heeft met haar eieren te leggen, zo God voor dezelve niet zorgde.
,
 omdat Te weten, van haar eieren te verliezen en daaruit geen jongen te krijgen.
17[039:20] Want God heeft haar van wijsheid ontbloot, en heeft haar des verstands niet medegedeeld.
 heeft haar Hebreeuws, heeft haar de wijsheid doen vergeten; dat is, de wijsheid niet gegeven, of daarvan ontbloot. Versta door deze, de natuurlijke beweging en trek, die anderen beesten van God ingestort is, waardoor zij hun jongen wel weten te bewaren, te verzorgen en buiten gevaar te brengen.
18[039:21] Als het tijd is, verheft zij zich in de hoogte; zij belacht het paard en zijn rijder.
 Als het tijd is, Te weten, als zij van de jagers vervolgd wordt.
,
 verheft Te weten, wat boven de aarde, om haar loop te versnellen, en zo de pijlen en schichten te ontvlieden; want om de grootte en zwaarheid haars lichaams kan zij zich niet zeer hoog van de aarde oplichten.
,
 zij belacht Dat is, zij veracht ze, omdat zij ze door haar erge en aardige snelheid kan ontkomen. Dit is menselijker wijze van beesten gesproken; zie boven, vs.10.
19[039:22] Zult gij het paard sterkte geven? Kunt gij zijn hals met donder bekleden?
 donder bekleden? Versta hierbij, het briesen des paards, verenigd met geruisch en onstuimigheid. Vergelijk Jer 8:6 .
20[039:23] Zult gij het beroeren als een sprinkhaan? De pracht van zijn gesnuif is een verschrikking.
 als een sprinkhaan? Dat is, gelijk de mensen de sprinkhanen plegen te verschrikken en verjagen.
,
 een verschrikking Dat is, een oorzaak om verschrikt te worden.
21[039:24] Het graaft in den grond, en het is vrolijk in zijn kracht; en trekt uit, den geharnaste tegemoet.
 grond, Het Hebreeuwse woord betekent wel gemeenlijk een dal, maar het wordt ook voor allerlei diepte en laagte genomen, gelijk boven, vs.13, voor de laagte des lands, of der voren, Pro 9:18 , voor de diepte des grafs; en hier voor een kuil, die van een moedig paard in de aarde gemaakt wordt.
,
 geharnaste Of, gewapenden. Hebreeuws, wapen, of wapening.
22[039:25] Het belacht de vreze, en wordt niet ontsteld, en keert niet wederom vanwege het zwaard.
 vreze, Dat is, de dingen, die den mensen vrees plegen aan te jagen, als allerlei wapenen en krijgsgereedschap. Vrees voor dat te vrezen is; alzo Pro 1:26 , en Pro 10:24 ; Isa 66:4 .
,
 wederom Hebreeuws, van het aangezicht des zwaards.
23[039:26] Tegen hem ratelt de pijlkoker, het vlammig ijzer des spies en der lans.
 de pijlkoker, Te weten, des gewapenden ruiters, die daarop zit.
,
 het vlammig Hebreeuws, vlam; maar dit woord is ook bij gelijkenis genomen voor het blinkende en glinsterende ijzer van een spies, lans en zwaard. Zie Gen 3:24 :1Sa 17:7 ; Nah 3:3 .
24[039:27] Met schudding en beroering slokt het de aarde op, en gelooft niet, dat het is het geluid der bazuin.
 slokt het Dat is, loopt daarover met zulke snelheid en vaardigheid, dat het schijnt deze in te slikken, overmits hij, die daarop zit, het land terstond uit het gezicht verliest, alsof het van een paard opgeslokt en ingezwolgen ware. Anders, slorpt in, te weten, het stof dat het met zijn voeten maakt, of holt uit.
,
 gelooft niet, De zin is dat de moedige paarden in den strijd zo over en weder lopen met zulke haastigheid en moed, en zo branden om aan het gevecht en gewoel te komen, dat zij niet merken, zelfs op den slag der trompetten. Of, zij zijn zo vrolijk, wanneer zij het geluid der trompetten horen, dat zij, om zo te spreken, hetzelve kwalijk kunnen geloven. Anders, houdt zich niet vast als het geluid der bazuin gaat. Hebreeuws, de stem der bazuin.
25[039:28] In het volle geklank der bazuin, zegt het: Heah! en ruikt den krijg van verre, den donder der vorsten en het gejuich.
 In het volle Hebreeuws, in de genoegzaamheid der bazuinen; dat is, als de bazuin of de trompet ten allerklaarste slaat. Of, onder de bazuin.
,
 Heah Dit is een woord, betekenende het geluid van vreugde, en ook somtijds van grote moedigheid, waarmede men zijn vijand trotseert. Vergelijk Psa 35:21 , Psa 35:25 , en Psa 40:16 ; Eze 36:2 .
,
 der vorsten Versta het geroep en gebaar der oversten, waarmede zij elkander in den strijd, om schrik te maken, bejegenen en aanvallen.
26[039:29] Vliegt de sperwer door uw verstand, en breidt hij zijn vleugelen uit naar het zuiden?
 Vliegt Anders, verpluimt de sperwer; dat is, verandert hij van vederen? Anders, gebruikt de sperwer vederen? dat is, vliegt hij?
,
 Verstand, Dat is, voorzienigheid, zorg en bestuur.
,
 naar het zuiden? Om de koude des winters te ontvlieden, en door de warmte der zon [zo enigen menen] te verpluimen.
27[039:30] Is het naar uw bevel, dat de arend zich omhoog verheft, en dat hij zijn nest in de hoogte maakt?
 uw bevel, Hebreeuws, uw mond; dat is, bevel, gebod. Zie Gen 41:40 .
28[039:31] Hij woont en vernacht in de steenrots, op de scherpte der steenrots en der vaste plaats.
 scherpte Hebreeuws, op den tand. Zo noemen de Hebreën de uitstekende hoogten der steenrotsen, die niet beklimbaar zijn. Zie 1Sa 14:4 .
29[039:32] Van daar speurt hij de spijze op; zijn ogen zien van verre af.
 zien Van de naturonderzoekers wordt den arend onder het gedierte een zeer scherp en sterk gezicht toegeschreven, waardoor hij van verre en wijduit zijn aas kan bespeuren.
,
 par van verre af Het Hebreeuwse woord betekent niet alleen van verre, maar ook tot in vergelegen plaatsen.
30[039:33] Ook zuipen zijn jongen bloed; en waar verslagenen zijn, daar is hij.
 bloed; Te weten, uit de dode lichamen der mensen en der beesten, die de ouden voor hen bejagen, en bij stukken, of geheel, naardat zij die dragen kunnen, in het nest brengen.
,
 waar verslagenen zijn, De Heere Christus, in de plaatsen recht tevoren aan den kant getekend, ziet op deze woorden om te tonen dat de kinderen Gods door de verlichting en roering zijns Geestes, tot Hem, die door zijn dood het waarachtig en enig voedsel hunner zielen geworden is, van alle plaatsen vergaderen, gelijk de arenden door hun klaar gezicht en scherpen reuk tot de dode lichamen om hun voedsel toevlieGen.
Copyright information for DutSVVA