Job 40

1[039:34] En de Heere antwoordde Job, en zeide:
 de HEERE Te weten, nadat Hij, wat gezwegen hebbende, Job tijd gegeven had om daar intussen te spreken, en zich te verantwoorden; maar dewijl hij zweeg, is God voortgevaren. Zo is het woord antwoorden hier genomen voor het spreken van opnieuw aanvangen, of in de voorgaande rede voortgaan; zie Jdg 18:14 .
2[039:35] Is het twisten met den Almachtige onderrichten? Wie God bestraft, die antwoorde daarop.
 onderrichten? Dat is, wijsheid leren en overtuigen dat hij ongelijk heeft.
,
 bestraft, Dat is, die zijn oordelen wil tegenspreken en berispen.
3[039:36] Toen antwoordde Job den Heere, en zeide: 4[039:37] Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond.
 ik ben Vergelijk Gen 32:10 , en de aantekening.
,
 leg mijn hand Dat is, ik zwijg stil. Zie boven, Job 21:5 .
5[039:38] Eenmaal heb ik gesproken, maar zal niet antwoorden; of tweemaal, maar zal niet voortvaren.
 Eenmaal Hebreeuws, een; te weten, maal. Zie 2Ch 9:21.
,
 tweemaal Een zeker getal voor een onzeker. Anders aldus: Eenmaal heb ik gesproken, en zal niet antwoorden, doch de tweede maal zal ik niet voortvaren.
6[040:1] En de Heere antwoordde Job uit een onweder, en zeide:
 een onweder, Zie boven, Job 38:1 .
7[040:2] Gord nu als een man uw lenden; Ik zal u vragen, en onderricht Mij.
 Gord nu Zie boven, Job 38:3 .
,
 onderricht Mij Zie op de voorgemelde plaats.
8[040:3] Zult gij ook Mijn oordeel te niet maken? Zult Gij Mij verdoemen, opdat gij rechtvaardig zijt?
 ook Mijn Dat is niet alleen uw oprechtheid verdedigen, maar ook mijn gerechtigheid tekort spreken.
,
 oordeel Versta, het recht dat God had in het straffen van Job.
,
 verdoemen, Zie van dit woord Deu 25:1 .
9[040:4] Hebt gij een arm gelijk God? En kunt gij, gelijk Hij, met de stem donderen?
 arm Dat is, macht en sterkte, gelijk God. Alzo Exo 15:16 ; Deu 33:27 ; Psa 79:11 , en Psa 89:14 , en Psa 136:12 .
10[040:5] Versier u nu met voortreffelijkheid en hoogheid, en bekleed u met majesteit en heerlijkheid!
 Versier Te weten, gelijk Ik daarmede versierd en bekleed ben. Zie Psa 93:1 , en Psa 96:6 , en Psa 104:1 ; Isa 51:9 . God wordt gezegd hiermede aangetogen en bekleed te zijn, omdat zij zich in al zijne oordelen en werken vertonen, hetwelk Job vermaand werd na te komen, zo hij lust had met God te richten. Vergelijk boven, Job 29:14 , en de aantekening.
11[040:6] Strooi de verbolgenheden uws toorns uit, en zie allen hoogmoedige, en verneder hem!
 verbolgenheden Versta, zeer heftige en uitvarende gramschap, die Gode menselijkerwijze hier toegeschreven wordt, alsook boven, Job 21:30 ; Psa 78:49 . De zin is dat Job de macht niet had om zijn vijanden en tegenpartijders te dempen en tenonder te brengen, gelijk wel God had, en dat hij daarom zich niet tegen God moest gesteld hebben, willende tegen hem als tegen zijn partij zijn zaak verdedigen. Zie boven, Job 13:22 , en Job 16:21 , en Job 23:3-5 , enz.
,
 zie Dat is, veracht hem en aanschouw hem met een gram en dreigend oog; alzo in vs.7, en onder, Job 41:25 .
12[040:7] Zie allen hoogmoedige, en breng hem ten onder; en verpletter de goddelozen in hun plaats!
 in hun plaats Te weten, daar zij verheven en prachtig zijn, hebbende daar al hun staat, vermogen en geweld.
13[040:8] Verberg hen te zamen in het stof; verbind hun aangezichten in het verborgen!
 te zamen Te weten, de goddelozen.
,
 stof; Dat is, in het graf, waar zij in stof veranderd worden; dat is, dood hen. Vergelijk de manier van spreken met Psa 22:16 .
,
 verbind Dat is, maak dat men hen niet meer in de wereld ziet, want de aangezichten der doden pleegt men met doeken te verbinden en te dekken. Vergelijk Pro 10:16 , en de aantekening; idem Joh 11:44 , en Joh 20:7 .
14[040:9] Dan zal Ik ook u loven, omdat uw rechterhand u zal verlost hebben.
 omdat Dat is, dat gij genoegzaam voor uzelven zijt, gelijk Ik ben, om u in het gericht tegen mij te vergelijken.
,
 rechterhand Dat is, uw kracht en sterkte; alzo Psa 89:43 ; Isa 41:13 .
15[040:10] Zie nu Behemoth, welken Ik gemaakt heb nevens u; hij eet hooi, gelijk een rund.
  Behemoth, Dit woord wordt van velen overgezet olifant. Anderen menen dat het een algemene naam is, begrijpende alle aardse beesten, zowel tamme als wilde, die zeer groot van lichaam zijn, onder welke de olifant een van de voornaamste is. Het woord staat in het getal van velen om de grootheid van dit beest uit te drukken; alzo wijsheden, voor de opperste en hoogste wijsheid; Pro 1:20 .
,
 nevens u; Dat is, zowel als u; of met u; dat is, op denzelfden dag der schepping als Ik de eerste twee mensen, en in hen u, oorspronkelijk gemaakt heb. Anders, opdat hij met u op de aarde wonen zou.
,
 hij eet hooi, Hetwelk een bewijs en teken is van Gods voorzienigheid en macht, waardoor de allergrootste en sterkste beesten worden getemd en den mensen onderworpen.
16[040:11] Zie toch, zijn kracht is in zijn lenden, en zijn macht in den navel zijns buiks.
 navel De zin is, dat hij niet alleen in de lenden, dat is in de opperste delen zijns lichaams, maar ook in de onderdelen [die het zwakst plegen te zijn], als in den buik en den navel, enz., zeer sterk is.
17[040:12] Als het hem lust, zijn staart is als een ceder; de zenuwen zijner schaamte zijn doorvlochten.
 zijn staart Anders, hij roert, of richt zijn staart op, enz.; te weten, zo recht opgeheven en zo onbewegelijk als een ceder.
,
 doorvlochten Dat is, door elkander, ingewikkeld en doortrokken.
18[040:13] Zijn beenderen zijn als vast koper; zijn gebeenten zijn als ijzeren handbomen.
 vast koper; Hebreeuws, sterkten des kopers, of des staals.
19[040:14] Hij is een hoofdstuk der wegen Gods; die hem gemaakt heeft, heeft hem zijn zwaard aangehecht.
 een hoofdstuk Dat is, het voornaamste stuk der werken Gods onder de viervoetige dieren, ten aanzien van zijn grootte en sterkte.
,
 zijn zwaard Die het woord behemoth voor den olifant nemen, verstaan door zijn zwaard zijn snuit, of uitstekende tanden, waarmede hij zich als met een hand behelpt en grote kracht bedrijft. Anders, kan zijn zwaard tot hem voegen; te weten, om hem te doden; dat is, kan hem doden.
20[040:15] Omdat de bergen hem voeder voortbrengen, daarom spelen al de dieren des velds aldaar.
 Omdat Dat is, omdat hij niet leeft bij den roof, maar bij het gewas, dat op de bergen voortkomt, zo is het dat andere dieren hem niet vrezen, maar in zijn tegenwoordigheid zonder schroom en zorg zijn. Anders, als de bergen, enz. zo spelen, enz.
,
 aldaar Dat is, in de plaats waar hij weidt.
21[040:16] Onder schaduwachtige bomen ligt hij neder, in een schuilplaats des riets en des slijks.
 schaduwachtige Dat is, die schaduw van zich geven. Alzo in vs.17.
,
 in een schuilplaats Te weten, waar hij verkoeling en verversing zoekt tegen de grote en felle hitte der zon.
22[040:17] De schaduwachtige bomen bedekken hem, elkeen met zijn schaduw; de beekwilgen omringen hem.
 elkeen Of, tot [zijn] schaduw; dat is, opdat zij hem schaduw zouden maken.
23[040:18] Zie, hij doet de rivier geweld aan, en verhaast zich niet; hij vertrouwt, dat hij de Jordaan in zijn mond zou kunnen intrekken.
 doet Te weten, als hij in de rivier ingaat om te drinken, belet hij den loop van den rivier. Of, hij zwelgt de rivier met geweld in. Waarvan de zin is dat hij zoveel water inzuigt, dat hij de rivier schijnt te zullen inzwelgen. Dit zijn poëtische en overtollige manieren van spreken.
,
 verhaast Te weten, in het drinken niet vrezende den waterstroom, noch dat enig mens of beest hem zou kunnen verjagen en verhinderen, gelijk men schrijft dat andere gedierten uit de rivier Nijl met grote zorg drinken, vrezende van den krokodil verslonden te worden. Anders, [dat] zij, te weten de rivier, zich niet kan haasten, te weten om in haar loop voort te vloeien.
,
 Jordaan Zie van deze rivier Gen 13:10 .
24[040:19] Zou men hem voor zijn ogen kunnen vangen? Zou men hem met strikken den neus doorboren kunnen?
 voor zijn ogen Dat is, dat hij het ziet, met geweld en niet met behendigheid.
Copyright information for DutSVVA