Joshua 23

1En het geschiedde na vele dagen, nadat de Heere Israël rust gegeven had van al zijn vijanden rondom heen, en Jozua oud geworden en wel bedaagd was;
 na vele dagen, Het zijn geweest omtrent veertien jaren, nadat zij in het land Kanaän gekomen waren. Vergelijk dit met de aantekeningen boven, Jos 22:3.
,
 wel bedaagd was; Hebreeuws, tot dagen gekomen was.
2Zo riep Jozua gans Israël, hun oudsten, en hun hoofden, en hun richters, en hun ambtlieden, en hij zeide tot hen: Ik ben oud geworden, en wel bedaagd;
 gans Israël, Versta de hoofden en oversten, mitsgaders allen, die van het volk daartoe verschijnen konden.
3En gijlieden hebt gezien alles, wat de Heere, uw God, gedaan heeft aan al deze volken voor uw aangezicht; want de Heere, uw God, Zelf, is het, Die voor u gestreden heeft. 4Ziet, ik heb u deze overige volken door het lot doen toevallen, ten erfdeel voor uw stammen, van de Jordaan af, met al de volken, die ik uitgeroeid heb, en tot de grote zee, tegen den ondergang der zon.
 overige volken Te weten, die van de Israëlieten nog zouden bekrijgd en uitgeroeid worden.
5En de Heere, uw God, Zelf zal hen uitstoten voor ulieder aangezicht, en Hij zal hen van voor ulieder aangezicht verdrijven; en gij zult hun land erfelijk bezitten, gelijk als de Heere, uw God, tot u gesproken heeft.
 zal hen uitstoten Te weten, de heidense natiën, die nog in het land Kanaän zijn overig gebleven.
,
 gesproken heeft Dat is, beloofd heeft.
6Zo weest zeer sterk, om te bewaren en om te doen alles, wat geschreven is in het wetboek van Mozes; opdat gij daarvan niet afwijkt ter rechter hand noch ter linkerhand; 7Dat gij niet ingaat tot deze volken: deze, die overgebleven zijn bij ulieden; gedenkt ook niet aan den naam hunner goden, en doet er niet bij zweren, en dient hen niet, en buigt u voor die niet;
 niet ingaat Dat is, maakt u niet gemeenzaam met hen. Want die met pik omgaat, die wordt daarvan besmet. Eenigen verstaan dit alzo, alsof den Israëlieten verboden werd met die volken te huwelijken. Zie onder, vs.12.
,
 gedenkt Anders, maakt geen gewag van den naam hunner goden
,
 en doet er niet De zin is: Zweert niet bij de goden der heidenen, en doet er ook anderen niet bij zweren. Zie Exo 23:13; Deu 12:3; Psa 16:4.
8Maar den Heere, uw God, zult gij aanhangen, gelijk als gij tot op dezen dag gedaan hebt. 9Want de Heere heeft van uw aangezicht verdreven grote en machtige volken; en u aangaande, niemand heeft voor uw aangezicht bestaan, tot op dezen dag toe. 10Een enig man onder u zal er duizend jagen; want het is de Heere, uw God, Zelf, Die voor u strijdt, gelijk als Hij tot u gesproken heeft.
 gesproken heeft Dat is, beloofd heeft.
11Daarom bewaart uw zielen naarstiglijk, dat gij den Heere, uw God, liefhebt. 12Want zo gij enigszins afkeert, en het overige van deze volken aanhangt, van deze, die bij u overgebleven zijn, en u met hen verzwagert, en gij tot hen zult ingaan, en zij tot u;
 enigszins afkeert, Hebreeuws, afkerende afkeert.
13Weet voorzeker, dat de Heere, uw God, niet voortvaren zal deze volken van voor uw aangezicht te verdrijven; maar zij zullen ulieden zijn tot een strik, en tot een net, en tot een gesel aan uw zijden, en tot doornen in uw ogen, totdat gij omkomt van dit goede land, hetwelk u de Heere, uw God, gegeven heeft.
 Weet voorzeker, Hebreeuws, weet wetende
,
 gesel Eertijds placht men de mensen in de zijden te geselen of te slaan, gelijk af te nemen is hier en Jezus Sirach 30:12, en Sirach 40:6.
14En ziet, ik ga heden in den weg der ganse aarde; en gij weet in uw ganse hart en in uw ganse ziel, dat er niet een enig woord gevallen is van al die goede woorden, welke de Heere, uw God, over u gesproken heeft; zij zijn u alle overkomen; er is van dezelve niet een enig woord gevallen.
 ik ga Dat is, ik sterf, gelijk alle mensen.
,
 heden in den weg Dat is, haast. Want Jozua heeft deze vermaning niet gedaan even op dien dag toen hij gestorven is, maar tevoren.
,
 ganse aarde; Dat is, alle mensen die op aarde leven. Zie 1Ki 2:2.
,
 gevallen Vergelijk 1Sa 3:19, met de aantekeningen aldaar.
15En het zal geschieden, gelijk als al die goede dingen over u gekomen zijn, die de Heere, uw God, tot u gesproken heeft, alzo zal de Heere over u komen laten al die kwade dingen, totdat Hij u verdelge van dit goede land, hetwelk u de Heere, uw God gegeven heeft.
 al die kwade Te weten, waarmede Hij ulieden bedreigd heeft, indien gij zijn geboden niet zoudt onderhouden.
,
 dingen, Anders, woorden.
16Wanneer gij het verbond des Heeren, uws Gods, overtreedt, dat Hij u geboden heeft, en gij heengaat en dient andere goden, en u voor dezelve nederbuigt, zo zal de toorn des Heeren over u ontsteken, en gij zult haastiglijk omkomen van het goede land, hetwelk Hij u gegeven heeft.
Copyright information for DutSVVA