Leviticus 3

1En indien zijn offerande een dankoffer is; zo hij ze van de runderen offert, hetzij mannetje of wijfje, volkomen zal hij die offeren, voor het aangezicht des Heeren.
 dankoffer is; Het Hebreeuwse woord betekent welvaren en voorspoedigheid, of vergelding; alsof men zeide: Eene offerande, waarmede men God dankzegging vergeldt voor allerlei welstand, voorspoed, vrede en zegening; en vergeldoffer zou kunnen genoemd worden.
,
 volkomen zal hij die offeren, Zie boven, Lev 1:3.
2En hij zal zijn hand op het hoofd zijner offerande leggen, en zal ze slachten voor de deur van de tent der samenkomst; en de zonen van Aäron, de priesters, zullen het bloed rondom op het altaar sprengen.
 hij zal Namelijk, hij die haar brengt, om geofferd te worden.
,
 zijn hand op het hoofd Zie boven, Lev 1:4.
,
 zal ze slachten Namelijk, de priesters, gelijk boven, Lev 1:5.
3Daarna zal hij van dat dankoffer een vuuroffer den Heere offeren; het vet, dat het ingewand bedekt, en al het vet, hetwelk aan het ingewand is.
 vuuroffer den HEERE offeren Zie boven, Lev 1:9.
,
 aan het ingewand is Anders, over, of op.
4Dan zal hij beide de nieren, en het vet, hetwelk daaraan is, dat aan de weekdarmen is; en het net over de lever, met de nieren, zal hij afnemen.
 weekdarmen is; Versta, de darmen, die in het weke van den buik, bij de Latijnen Ilia genoemd, liggen.
,
 met de nieren, Hebreeuws, boven; gelijk Lev 2:2, enz. Dat is, samen met de nieren, die hij niet alleen tot dit offer afzonderen moest, maar ook tot hetzelfde einde haar vet afnemen enz. en het net der lever.
,
 afnemen Of, afdoen, aftrekken.
5En de zonen van Aäron zullen dat aansteken op het altaar, op het brandoffer, hetwelk op het hout zal zijn, dat op het vuur is; het is een vuuroffer, tot een liefelijken reuk den Heere.
 op het brandoffer, Te weten, wat men iederen morgen òf avond moest offeren; òf, wat men eerst na dit offer offeren zou; òf, op het brandoffer, dat is, naar de wijze van het brandoffer geofferd moest worden. Alzo onder, Lev 4:35, en Lev 5:12.
6En indien zijn offerande van klein vee is, den Heere tot een dankoffer, hetzij mannetje of wijfje, volkomen zal hij die offeren.
 klein vee is, Dat is, schapen en geiten, gelijk af te nemen is uit de volgende vs.7, 12; zie boven, Lev 1:2.
7Indiën hij een lam tot zijn offerande offert, zo zal hij het offeren voor het aangezicht des Heeren.
 voor het aangezicht des HEEREN Zie boven, Lev 1:3.
8En hij zal zijn hand op het hoofd zijner offerande leggen, en hij zal die slachten voor de tent der samenkomst; en de zonen van Aäron zullen het bloed daarvan sprengen op het altaar rondom.
 hij zal die slachten Te weten, de priester; zie boven Lev 1:5.
9Daarna zal hij van dat dankoffer een vuuroffer den Heere offeren; zijn vet, den gehelen staart, dien hij dicht aan de ruggegraat zal afnemen, en het vet bedekkende het ingewand, en al het vet, dat aan het ingewand is;
 ruggegraat zal afnemen, Versta hiermede, het uiterste deel of het einde van de ruggegraat, eindigende in het sluitbeen, genoemd bij de Latijnen Os sacrum.
10Ook beide de nieren, en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is; en het net over de lever met de nieren, zal hij afnemen. 11En de priester zal dat aansteken op het altaar; het is een spijs des vuuroffers den Heere.
 spijs Hebreeuws, brood.
,
 des vuuroffers den HEERE Versta, het vlees der offeranden, wat door het vuur, God ter eer, verteerd moest worden, gelijk het brood of de spijs door de mond des mensen: of wat van de offeranden den priesters toekwam, om door hen gegeten te worden. Zie de plaatsen recht te voren aangetekend.
12Indiën nu zijn offerande een geit is, zo zal hij die offeren voor het aangezicht des Heeren. 13En hij zal zijn hand op haar hoofd leggen, en hij zal haar slachten voor de tent der samenkomst; en de zonen van Aäron zullen haar bloed op het altaar sprengen rondom. 14Dan zal hij daarvan zijn offerande offeren, een vuuroffer den Heere; het vet bedekkende het ingewand, en al het vet, dat aan het ingewand is; 15Mitsgaders de beide nieren, en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is; en het net over de lever, met de nieren, zal hij afnemen. 16En de priester zal die aansteken op het altaar; het is een spijs des vuuroffers, tot een liefelijken reuk; alle vet zal des Heeren zijn.
 een liefelijken reuk; Zie Gen 8:21.
,
 alle vet zal des HEEREN zijn Volgens dien mocht het vet van geen beest, dat tot de offerande geschikt was, noch door den priester, noch door den eigenaar gegeten worden, maar moest den HEERE geheiligd en voor hem aangestoken zijn. Zie onder, Lev 7:23, enz.
17Dit zij een eeuwige inzetting voor uw geslachten, in al uw woningen: geen vet noch bloed zult gij eten.
 eeuwige inzetting voor uw geslachten, Hebreeuws, inzetting der eeuwigheid. Zie Gen 13:15.
,
 woningen Hun wordt verboden het vet te eten van het vee, niet alleen wat in de tent der samenkomst aan God geofferd werd, maar ook wat zij tehuis voor hun eigen gebruik slachtten. Doch men versta niet alle vet zonder onderscheid, maar eigenlijk het smerig en roestig vet, wat aan de einden en vellen der spieren groeit en hangt, en door de koude klonterig, hard en brokkelig wordt, bij de Latijnen genoemd adeps. Welverstaande van die drie soorten, welke uitgedrukt wordt, Lev 6:23-24.
,
 noch bloed zult gij eten Zie Gen 9:4; Lev 7:26, en Lev 17:10.
Copyright information for DutSVVA