Luke 5

1En het geschiedde, als de schare op Hem aandrong, om het Woord Gods te horen, dat Hij stond bij het meer Gennesareth.
 op Hem aandrong, Grieks op, of tegen Hem lag.
,
  het meer Gennesareth Wordt anders genaamd de Galilese zee, en de zee van Tiberias; zijnde een in lands meer, nergens in de zee uitkomende.
2En Hij zag twee schepen aan den oever van het meer liggende, en de vissers waren daaruit gegaan, en spoelden de netten.
 liggende, Grieks aan het meer staande.
3En Hij ging in een van die schepen, hetwelk van Simon was, en bad hem, dat hij een weinig van het land afstak; en nederzittende, leerde Hij de scharen uit het schip.
 Simon was, en bad hem, Namelijk Petrus. Zie vs.8.
4En als Hij afliet van spreken, zeide Hij tot Simon: Steek af naar de diepte, en werp uw netten uit om te vangen.
 om te vangen Grieks tot de vangst.
5En Simon antwoordde en zeide tot Hem: Meester, wij hebben den gehelen nacht over gearbeid, en niet gevangen; doch op Uw woord zal ik het net uitwerpen.
 Meester, Grieks Epistata; hetwelk betekent iemand, die over anderen gesteld is, waarvoor de andere Evangelisten het Hebreeuwse woord rabbi en het Griekse woord didascale gebruiken.
,
 woord zal ik het net uitwerpen Dat is, bevel, waarin zij ook verstonden ene toezegging begrepen te zijn.
6En als zij dat gedaan hadden, besloten zij een grote menigte vissen, en hun net scheurde. 7En zij wenkten hun medegenoten, die in het andere schip waren, dat zij hen zouden komen helpen. En zij kwamen, en vulden beide de schepen, zodat zij bijna zonken.
 medegenoten, die in het andere schip waren, Dat is, die met hen in eene gemeenschap of compagnie waren.
,
 helpen Grieks medevangen, of mede optrekken.
8En Simon Petrus, dat ziende, viel neder aan de knieën van Jezus, zeggende: Heere! ga uit van mij; want ik ben een zondig mens.
  viel neder aan de knieën van Jezus, Overmits hij uit dit wonder erkende de godheid van Christus.
,
 ga uit van mij; Namelijk als die onwaardig ben, dat ik in uw gezelschap zou blijven, gelijk de hoofdman over honderd ook zeide; Mat 8:8 .
,
 mens Grieks man.
9Want verbaasdheid had hem bevangen, en allen, die met hem waren, over de vangst der vissen, die zij gevangen hadden; 10En desgelijks ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, die medegenoten van Simon waren. En Jezus zeide tot Simon: Vrees niet; van nu aan zult gij mensen vangen.
 mensen vangen Namelijk door de predikatie des Evangelies, welke bij een net wordt vergeleken, Mat 13:47 . Zie van het Griekse woord de aantekeningen 2Ti 2:26 .
11En als zij de schepen aan land gestuurd hadden, verlieten zij alles, en volgden Hem. 12En het geschiedde, als Hij in een dier steden was, ziet, er was een man vol melaatsheid; en Jezus ziende, viel hij op het aangezicht, en bad Hem, zeggende: Heere! zo Gij wilt, Gij kunt mij reinigen.
 steden was, Hoewel de melaatsen in de steden niet mochten wonen, zo schijnt nochtans dat zij in dezelve wel komen mochten, mits roepende: onrein; Lev 13:45 ; Luk 17:12 .
13En Hij, de hand uitstrekkende, raakte hem aan; en zeide: Ik wil, word gereinigd! En terstond ging de melaatsheid van hem. 14En Hij gebood hem, dat hij het niemand zeggen zou; maar ga heen, zeide Hij, vertoon uzelven den priester, en offer voor uw reiniging, gelijk Mozes geboden heeft, hun tot een getuigenis.
 vertoon uzelven den priester, Zie de redenen hiervan Mat 12:16 .
15Maar het gerucht van Hem ging te meer voort; en vele scharen kwamen samen om Hem te horen, en door Hem genezen te worden van hun krankheden.
 het gerucht van Hem ging te meer voort; Grieks het woord.
16Maar Hij vertrok in de woestijnen, en bad aldaar.
 Hij vertrok in de woestijnen, Grieks Hij was vertrekkende en biddende; waarmede hier te kennen gegeven wordt, dat Hij zulks dikwijls deed. Zie hierna Luk 6:12 , en Luk 9:18 , Luk 9:28 .
17En het geschiedde in een dier dagen, dat Hij leerde, en er zaten Farizeën en leraars der wet, die van alle vlekken van Galilea, en Judea, en Jeruzalem gekomen waren; en de kracht des Heeren was er om hen te genezen.
 om hen te genezen Namelijk van welke gesproken is vs.15, die zich alhier vertoonden, omdat zij met een vast vertrouwen tot Christus kwamen, gelijk te zien is vs.20.
18En ziet, enige mannen brachten op een bed een mens, die geraakt was, en zochten hem in te brengen, en voor Hem te leggen.
 geraakt was, Grieks die de zenuwen los, of slap geworden zijn; gelijk de geraakten of beroerden gemeenlijk zijn.
19En niet vindende, waardoor zij hem inbrengen mochten, overmits de schare, zo klommen zij op het dak, en lieten hem door de tichelen neder met het beddeken, in het midden, voor Jezus.
 op het dak, Van de gesteldheid der daken bij de Joden, zie Mat 10:27 .
,
 de tichelen neder met het beddeken, Of, tegels.
20En Hij ziende hun geloof, zeide tot hem: Mens, uw zonden zijn u vergeven.
 ziende Of, kennende.
,
 hun geloof, Namelijk zo van den geraakte als van degenen, die hem brachten.
21En de Schriftgeleerden en de Farizeën begonnen te overdenken, zeggende: Wie is Deze, Die gods lastering spreekt? Wie kan de zonden vergeven, dan God alleen? 22Maar Jezus, hun overdenkingen bekennende, antwoordde en zeide tot hen: Wat overdenkt gij in uw harten? 23Wat is lichter te zeggen: Uw zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op en wandel?
 lichter te zeggen Zie Mat 9:5 .
24Doch opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde, de zonde te vergeven (zeide Hij tot den geraakte): Ik zeg u, sta op, en neem uw beddeken op, en ga heen naar uw huis. 25En hij, terstond voor Hem opstaande, en opgenomen hebbende hetgeen, daar hij op gelegen had, ging heen naar zijn huis, God verheerlijkende.
 hetgeen, daar hij op gelegen had, Namelijk het bed met zijn toebehoren.
,
 verheerlijkende Of prijzende.
26En ontzetting heeft hen allen bevangen, en zij verheerlijkten God, en werden vervuld met vreze, zeggende: Wij hebben heden ongelofelijke dingen gezien.
 ontzetting heeft hen allen bevangen, Of, verrukking van zinnen.
,
 ongelofelijke dingen gezien Het Griekse woord betekent dingen, die buiten gemene mening of verwachting zijn.
27En na dezen ging Hij uit, en zag een tollenaar, met name Levi, zitten in het tolhuis, en zeide tot hem: Volg Mij.
 ging Hij uit, Namelijk naar de zee te Kapernaum. Zie Mar 2:1 , Mar 2:13 .
,
 Levi, Anders ook Mattheüs genaamd, een zoon van Alfeus. van deze gehele geschiedenis zie Mat 9:9 ; Mar 2:14 .
28En hij, alles verlatende, stond op en volgde Hem. 29En Levi richtte Hem een groten maaltijd aan, in zijn huis; en er was een grote schare van tollenaren, en van anderen, die met hen aanzaten. 30En hun Schriftgeleerden en de Farizeën murmureerden tegen Zijn discipelen, zeggende: Waarom eet en drinkt gij met tollenaren en zondaren?
  hun Schriftgeleerden en de Farizeën murmureerden Namelijk van de scharen, die daaromtrent waren.
31En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Die gezond zijn, hebben den medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn.
 ziek zijn Grieks die kwalijk tepas, of kwalijk gesteld zijn.
32Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaren tot bekering. 33En zij zeiden tot Hem: Waarom vasten de discipelen van Johannes dikmaals, en doen gebeden, desgelijks ook de discipelen der Farizeën, maar de Uwe eten en drinken?
 vasten de discipelen van Johannes Namelijk met gewoon streng vasten, en dat op zekere tijden gedaan wordt.
,
 eten en drinken? Dat is, leven gelijk andere gewone mensen.
34Doch Hij zeide tot hen: Kunt gij de bruiloftskinderen, terwijl de Bruidegom bij hen is, doen vasten?
 bruiloftskinderen, Grieks zonen der bruiloftskamer. Zie Mat 9:15 .
35Maar de dagen zullen komen, wanneer de Bruidegom van hen zal weggenomen zijn, dan zullen zij vasten in die dagen. 36En Hij zeide ook tot hen een gelijkenis: Niemand zet een lap van een nieuw kleed op een oud kleed; anders zo scheurt ook dat nieuwe het oude, en de lap van het nieuwe komt met het oude niet overeen.
 gelijkenis Grieks parabel; waarvan zie de toeëigening Mat 9:16 ; Mar 2:19 .
37En niemand doet nieuwen wijn in oude leder zakken; anders zo zal de nieuwe wijn de leder zakken doen bersten, en de wijn zal uitgestort worden, en de leder zakken zullen verderven. 38Maar nieuwen wijn moet men in nieuwe leder zakken doen, en zij worden beide te zamen behouden. 39En niemand, die ouden drinkt, begeert terstond nieuwen; want hij zegt: De oude is beter.
 beter Dat is, aangenamer, overmits men daaraan gewoon is; of, gezonder.
Copyright information for DutSVVA