Mark 13

1En als Hij uit den tempel ging, zeide een van Zijn discipelen tot Hem: Meester, zie, hoedanige stenen, en hoedanige gebouwen!
 ging, Namelijk om te gaan naar Bethanië, gelijk blijkt uit vs.3, en Mar 14:3 .
,
 hoedanige stenen, Dat is, hoe overgrote en schone stenen dit zijn, waar de tempel van gebouwd is; want die waren vijf en twintig kubieten lang, en acht hoog, en twaalf breed. Zie JosEf. Antiq. lib.15, cap.14. Dit zeggen zij met verwondering.
2En Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Ziet gij deze grote gebouwen? Er zal niet een steen op den anderen steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden.
 steen op den anderen Grieks, steen op steen niet gelaten worden.
,
 afgebroken zal worden Grieks, losgemaakt.
3En als Hij gezeten was op den Olijfberg, tegen den tempel over, vraagden Hem Petrus, en Jakobus, en Johannes, en Andreas, alleen:
 alleen Of, bezijden af, of in het bijzonder.
4Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn? En welk is het teken, wanneer deze dingen allen voleindigd zullen worden?
 deze dingen zijn? Namelijk de verwoesting de stad en des tempels van Jeruzalem, en ook de voleinding der wereld. Zie Mat 24:3 .
5En Jezus, hun antwoordende, begon te zeggen: Ziet toe, dat u niemand verleide. 6Want velen zullen komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus; en zullen velen verleiden.
 onder Mijn Naam, Of, in, op mijnen naam. Zie hiervan, en van het gehele antwoord van Christus, de aantekeningen Mat 24:5 .
7En wanneer gij zult horen van oorlogen, en geruchten van oorlogen, zo wordt niet verschrikt; want dit moet geschieden; maar nog is het einde niet. 8Want het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen aardbevingen zijn in verscheidene plaatsen, en er zullen hongersnoden wezen, en beroerten. Deze dingen zijn maar beginselen der smarten.
 in verscheidene plaatsen, Grieks, van plaats tot plaats.
9Maar ziet gij voor uzelven toe; want zij zullen u overleveren in de raadsvergaderingen, en in de synagogen; gij zult geslagen worden, en voor stadhouders en koningen zult gij gesteld worden , om Mijnentwil, hun tot een getuigenis.
 ziet gij voor uzelven toe; Of, Wacht gij uzelven.
,
 raadsvergaderingen, Grieks, Synedria; zie daarvan Mat 5:22 , en Mat 10:17 .
10En het Evangelie moet eerst gepredikt worden onder al de volken. 11Doch wanneer zij u leiden zullen, om u over te leveren, zo zijt te voren niet bezorgd, wat gij spreken zult, en bedenkt het niet; maar zo wat u in die ure gegeven zal worden, spreekt dat; want gij zijt het niet, die spreekt, maar de Heilige Geest.
 zo zijt te voren niet bezorgd, Zie hiervan de aantekeningen Mat 10:19 .
,
 de Heilige Geest Namelijk die in en door u spreekt, Mat 10:20 .
12En de ene broeder zal den anderen overleveren tot den dood, en de vader het kind; en de kinderen zullen opstaan tegen de ouders, en zullen hen doden.
 doden Of, ter dood brengen, doen doden.
13En gij zult gehaat worden van allen, om Mijns Naams wil; maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden.
 allen, om Mijns Naams wil; Dat is, van allerlei soorten van ongelovigen mensen.
14Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan door den profeet Daniël gesproken is, staande waar het niet behoort, (die het leest, die merke daarop!) alsdan, die in Judea zijn, dat zij vlieden op de bergen.
 gruwel der verwoesting, Zie de verklaring Mat 24:15 .
,
 waar het niet behoort, Dat is, in de heilige plaats, rondom Jeruzalem; Mat 24:15 ; Luk 21:20 .
15En die op het dak is, kome niet af in het huis, en ga niet in, om iets uit zijn huis weg te nemen.
 het dak is, Zie hiervan de aantekeningen Mat 10:27 .
16En die op den akker is, kere niet weder terug, om zijn kleed te nemen.
 op den akker is, Of, in het veld.
,
 terug, om zijn kleed te nemen Grieks, tot die dingen, die achter zijn.
17Maar wee den bevruchten en den zogenden vrouwen in die dagen! 18Doch bidt, dat uw vlucht niet geschiede des winters. 19Want die dagen zullen zulke verdrukking zijn, welker gelijke niet geweest is van het begin der schepselen, die God geschapen heeft, tot nu toe, en ook niet zijn zal.
 die dagen zullen zulke verdrukking zijn, Dat is, de ene verdrukking zal op de andere zonder rust volgen, zodat er anders niet dan enkel verdrukking zal zijn. Zie dergelijke manier van spreken Amo 5:20 ; Joe 2:2 .
,
 der schepselen, Grieks, des schepsels.
20En indien de Heere de dagen niet verkort had, geen vlees zou behouden worden; maar om der uitverkorenen wil, die Hij heeft uitverkoren, heeft Hij de dagen verkort.
 verkort had, Zie hiervan de aantekeningen Mat 24:22 .
21En alsdan, zo iemand tot ulieden zal zeggen: Ziet, hier is de Christus; of ziet, Hij is daar; gelooft het niet. 22Want er zullen valse christussen, en valse profeten opstaan, en zullen tekenen en wonderen doen, om te verleiden, indien het mogelijk ware, ook de uitverkorenen.
 doen, Grieks, geven.
23Maar gijlieden ziet toe; ziet, Ik heb u alles voorzegd! 24Maar in die dagen, na die verdrukking, zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven.
 na die verdrukking, En nadat de tijden der heidenen ook zullen vervuld zijn, gelijk Lukas daar bijvoegt, Luk 21:24 .
25En de sterren des hemels zullen daaruit vallen, en de krachten, die in de hemelen zijn, zullen bewogen worden.
 bewogen worden Het Griekse woord betekent eigenlijke en geweldige beweging, gelijk als de zee op en neder door winden en stormen gedreven wordt.
26En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien, komende in de wolken, met grote kracht en heerlijkheid.
 zij den Zoon des mensen zien, Namelijk al de volken der aarde, Rev 1:7 .
,
 grote kracht en heerlijkheid Grieks, veel.
27En alsdan zal Hij Zijn engelen uitzenden, en zal Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het uiterste der aarde, tot het uiterste des hemels.
 uit de vier winden, Dat is, uit de vier hoeken of gewesten der wereld, van het ene einde tot het andere.
28En leert van den vijgeboom deze gelijkenis; wanneer nu zijn tak teder wordt, en de bladeren uitspruiten, zo weet gij, dat de zomer nabij is.
 teder wordt, Of, sappig.
29Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult zien geschieden, zo weet, dat het nabij, voor de deur is.
 het nabij, Namelijk het koninkrijk Gods, gelijk bij Luk 21:31 , uitgedrukt wordt.
30Voorwaar, Ik zeg u, dat dit geslacht niet zal voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn.
 dit geslacht Namelijk des Joodsen volks, of dezer eeuw.
,
 voorbijgaan, Of, vergaan.
31De hemel en de aarde zullen voorbijgaan; maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.
 voorbijgaan; Of, vergaan.
,
 voorbijgaan Of, vergaan.
32Maar van dien dag en die ure weet niemand, noch de engelen, die in den hemel zijn, noch de Zoon, dan de Vader.
 noch de Zoon, Namelijk naar Zijn menselijke natuur en in den staat Zijner nederigheid, want naar Zijn godheid weet Hij alle dingen, Joh 21:17 , en na Zijne verhoging is Hem het boek der voorzienigheid Gods, met zeven zegelen verzegeld, nader geopend, Rev 5:5 , Rev 5:7 , Rev 5:9 .
33Ziet toe, waakt en bidt; want gij weet niet, wanneer de tijd is. 34Gelijk een mens, buiten 's lands reizende, zijn huis verliet, en zijn dienstknechten macht gaf, en elk zijn werk, en den deurwachter gebood, dat hij zou waken;
 Gelijk een mens, Alzo zal het ook zijn met den Zoon des mensen.
,
 macht gaf, Namelijk om zijn huis en goed te regeren.
35Zo waakt dan ( want gij weet niet, wanneer de heer des huizes komen zal, des avonds laat, of ter middernacht, of met het hanengekraai, of in den morgenstond); 36Opdat hij niet onvoorziens kome, en u slapende vinde. 37En hetgeen Ik u zeg, dat zeg Ik allen: Waakt.
 u zeg, Namelijk tot u vieren, van welke staat vs.3.
Copyright information for DutSVVA