Proverbs 2

1Mijn zoon! zo gij mijn redenen aanneemt, en mijn geboden bij u weglegt;
 zoon Van Pro 1:22 tot vs.1, heeft Salomo de woorden der wijsheid verhaald. Nu spreekt hij weder in zijn eigen persoon, gelijk dit kan afgenomen worden uit de vergelijking van Pro 1:10 , Pro 1:15 .
,
 weglegt; Te weten, gelijk een schat en noodzakelijke waar. Zie Job 23:12 , idem onder vs.7.
2Om uw oren naar wijsheid te doen opmerken; zo gij uw hart tot verstandigheid neigt;
 verstandigheid Verstandigheid en verstand is een vast ding. Want nu verstand is, zie boven Pro 1:2 .
3Ja, zo gij tot het verstand roept, uw stem verheft tot de verstandigheid;
 Ja, Het Hebreeuwse woord is alzo genomen 2Ki 18:34 .
,
 roept, Dat is, met alle naarstigheid zoekt te verkrijgen. Het is een gelijkenis, genomen van degenen, die iemand nodig te doen hebbende, hem met een ernstig en gestadig geroep zoeken bij zich te krijgen.
,
 verheft Hebreeuws, geeft. Alzo boven Pro 1:20 .
4Zo gij haar zoekt als zilver, en naspeurt als verborgen schatten;
 zilver, Vergelijk Mat 13:44-46 .
5Dan zult gij de vreze des Heeren verstaan, en zult de kennis van God vinden.
 vinden Te weten, door Gods genadige verlichting, Jam 1:5 , die dengenen, welke door de rechte middelen naar het goede trachten, hetzelve laat vinden, Mat 7:7 ; want dit woord ziet op het woord zoeken, hetwelk is in vs.4. Vergelijk onder Pro 3:13 , en de aantekening.
6Want de Heere geeft wijsheid; uit Zijn mond komt kennis en verstand.
 uit Zijn mond Dat is, uit zijn genadig welbehagen en door de openbaring van zijn heilig Woord; want de mond Gods is somtijds zijn wil en welbehagen, Deu 8:3 ; en somtijds de openbaring daarvan; Num 9:18 ; Psa 119:72 .
7Hij legt weg voor de oprechten een bestendig wezen; Hij is een Schild dengenen, die oprechtelijk wandelen;
 bestendig Of, een vasten staat. Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk dat wezenlijk is, vast en bestendig. Versta hier, òf de ware wijsheid en vaste leer der waarheid, die gesteld wordt tegen de ijdele wetenschap dezer wereld, òf het eeuwige hemelse goed, hetwelk wordt gesteld tegen de lichtvergankelijke dingen dezer aarde. Zie van het Hebreeuwse woord breder Job 5:12 , en vergelijk Psa 37:3 .
,
 Hij is een Schild Te weten, de Heere. Zie Gen 15:1 . Anderen verstaan door dit schild de ware en vaste wijsheid en leer der zaligheid. Vergelijk Psa 91:4 .
,
 oprechtelijk Dat is, leven in ongeveinsde vroomheid. Zie ook 1Ki 9:4 ; Psa 26:11 , onder Pro 10:9 , en Pro 20:7 , en Pro 28:6 , enz.; idem zie Gen 20:5 .
8Opdat zij de paden des rechts houden; en Hij zal den weg Zijner gunstgenoten bewaren.
 de paden Dat is, steeds het voorschrift van Gods Woord volgen, hetwelk hen onderwees wat zij geloven en hoe zij leven moeten. Vergelijk Gen 18:19 . Deze paden worden ook genaamd de paden der oprechtheid, onder vs.13, de paden des levens, onder vs.19, de weg der goeden en de paden der rechtvaardigen, onder vs.20, de weg der wijsheid en de sporen der oprechtheid, onder Pro 4:11 , enz. Zie breder 1Ki 8:36 .
,
 gunstgenoten Zie van de betekenis van het Hebreeuwse woord 2Ch 6:41 ; Psa 4:4 .
,
 bewaren Vergelijk Psa 1:6 .
9Dan zult gij verstaan gerechtigheid, en recht, en billijkheden, en alle goed pad.
 gerechtigheid, Zie van deze drie woorden boven Pro 1:3 .
,
 alle goede pad Hebreeuws, alle spoor des goeds; dat is de weg, die ten goede leidt. Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk een wagenspoor, of wagenlees; doch wordt bij gelijkenis gebruikt van den weg der mensen, dat is van hun handel en wandel, doen en laten. Zie Psa 23:3 , onder vs.15, en Pro 4:11 , en Pro 5:21 ; Isa 26:7 .
10Als de wijsheid in uw hart zal gekomen zijn, en de wetenschap voor uw ziel zal liefelijk zijn; 11Zo zal de bedachtzaamheid over u de wacht houden, de verstandigheid zal u behoeden;
 over u de wacht Dat is, bewaren met zonderlinge vlijt en zorgvuldigheid, gelijk de Hebreeuwse manier van spreken hier medebrengt, en is ook te vinden 1Sa 26:16 , en onder Pro 6:22 .
12Om u te redden van den kwaden weg, van den man, die verkeerdheden spreekt;
 kwaden weg, Versta, allerlei vals geloof en boze werken, strijdende tegen het voorschrift van Gods Woord en leidende ten verderve; die ook aldus genaamd is Psa 119:101 , en onder Pro 8:13 , en Pro 28:10 ; idem, de weg der valsheid; Psa 119:29 , de weg der zondaren; Psa 1:1 , de weg, die niet goed is; onder, Pro 16:29 , en hier terstond vs.13, de weg der duisternis; idem, de goddeloze weg, Eze 3:18 .
,
 verkeerdheden Dat is, dingen, die strijden tegen de waarheid der leer en de gerechtigheid des levens. Alzo Deu 32:20 , onder vs.14, en Pro 6:14 , en Pro 8:13 , en Pro 10:31-32 , enz.
13Van degenen, die de paden der oprechtheid verlaten, om te gaan in de wegen der duisternis;
 de paden Zie boven vs.8.
,
 verlaten, Vergelijk 2Ch 12:1 .
,
 te gaan Dat is, te leven in ongeloof, dwaling, moedwillige zonde, ongerustheid des gemoeds, kwelling en ellende. Alzo is het woord duisternis genomen voor allerlei kwaad, hetwelk is in het verstand, den wil, de gevoelens, woorden, daden en in het gehele leven des mensen. Vergelijk Ecc 2:14 ; Isa 9:1 ; Rom 2:19 ; Eph 5:8 , Eph 5:11 .
14Die blijde zijn in het kwaad doen, zich verheugen in de verkeerdheden des kwaden;
 des kwaden; Te weten, òf van den persoon, òf van het werk.
15Welker paden verkeerd zijn, en afwijkende in hun sporen;
 Welker paden Te weten, dergenen die de oprechtheid verlaten, enz., van welken in vs.13,14 gesproken is.
,
 verkeerd Dat is, krom en slom omlopende, afdwalende van het rechte voorschrift des geloofs en des levens.
,
 afwijkende Te weten, van den rechten en goeden weg. Alzo Pro 3:32 , en Pro 14:2 .
16Om u te redden van de vreemde vrouw, van de onbekende, die met haar redenen vleit;
 Om u vs.16 hangt aan het voorgaande vs.11.
,
 vreemde vrouw, Dat is, die uwe eigene niet is, maar de vrouw van een ander en daartoe door haar ongeloof, kwaad leven en overspeligen wandel tot het ware volk Gods niet behoort; waarom zij ook een uitlandse, of onbekende genoemd wordt. Alzo onder Pro 5:3 , en Pro 6:24 , en Pro 7:5 .
,
 die Of, [die] hare redenen smijdig maakt, of gladde of smekende woorden geeft, waarmede zij de mannen ontuchtelijk aanlokt. Vergelijk onder Pro 5:2 , en Pro 6:24 , en Pro 7:5 .
17Die den leidsman harer jonkheid verlaat, en het verbond haars Gods vergeet;
 leidsman Dat is, haar wettelijken man, dien zij in hare jonkheid getrouwd heeft en die haar hoofd en voogd is.
,
 het verbond Dat is, de beloofde huewelijkstrouw, welke Gods verbond genaamd wordt, niet alleen omdat het huwelijk van God ingesteld is, maar ook omdat God daarin man en vrouw samenvoegt, en dat Hij van zulk ene verbintenis, als door Hem gedaan zijnde, getuige en toeziener is. Zie Mal 2:14 , enz.
18Want haar huis helt naar den dood, en haar paden naar de overledenen.
 Want haar huis vs.18 hangt aan het voorgaande vs.16; alsof hij zeide: Ik heb niet tevergeefs verklaard dat de wijsheid u van de vreemde vrouw verlossen zou; want dit is een zeer grote weldaad, omdat de vreemde vrouw de mensen tot den dood leidt.
,
 naar den dood, De zin is dat de straf van het overspel des mensen ondergang is naar ziel en lichaam. Het is ene gelijkenis, genomen van een hellenden wand, die nabij zijn val is.
,
 overledenen Het Hebreeuwse woord, hetwelk somtijds betekent reuzen, wordt hier genomen voor doden, overledenen, afgestorvenen. Zie Job 26:5 .
19Allen die tot haar ingaan, zullen niet wederkomen, en zullen de paden des levens niet aantreffen;
 tot haar ingaan, Zie Gen 6:4 .
,
 zullen niet wederkomen, Te weten, van den weg des doods, dien zij door de zonde van overspel ingegaan zijn.
,
 des levens Dat is, die ten leven leiden. Alzo onder, Pro 5:6 , en Pro 6:23 , en Pro 15:24 .
20Opdat gij wandelt op den weg der goeden, en houdt de paden der rechtvaardigen.
 Opdat vs.20 hangt aan het voorgaande vs.11; zo zal de bedachtzaamheid, enz. of van vs.16:om u te redden van de, enz.
,
 paden Dat is, de voorbeelden der vromen, die God recht gekend en gevreesd hebben. Dezen wordt ons bevolen na te volgen, en niet degenen, die zich tot onkuischheid of andere zonden begeven.
,
 rechtvaardigen Dezen worden overal in dit boek gesteld tegen de goddelozen en onvromen, die God niet kennen of gehoorzamen.
21Want de vromen zullen de aarde bewonen, en de oprechten zullen daarin overblijven;
 zullen de aarde Vergelijk Psa 37:9 , Psa 37:11 , Psa 37:22 , Psa 37:29 , Psa 37:34 , en de aantekening Psa 37:29 .
,
 overblijven; Te weten, niet alleen in het algemeen, omdat er altijd een kerk en volk Gods blijven zal, maar ook in het bijzonder, omdat God geen der zijnen, in wat nood zij ook komen, immermeer verlaten zal, maar tot den dood toe met zijnen zegen achtervolgen.
22Maar de goddelozen zullen van de aarde uitgeroeid worden, en de trouwelozen zullen er van uitgerukt worden.
 uitgeroeid Hun dood is een merkelijke uitroeiïng, omdat zij, in groten voorspoed en weelde zittende, haastelijk daaruit weggenomen en tot het eeuwige verderf bewaard worden. Vergelijk Psa 37:2 , Psa 37:9 , enz.
,
 trouwelozen Versta door dezen die door grote en moedwillige ongerechtigheid overtreden den schuldigen plicht, dien zij God, of hunnen naaste schuldig zijn. Vergelijk 1Sa 15:18 , en Psa 1:1 , en de aantekening.
Copyright information for DutSVVA