Proverbs 22

1De naam is uitgelezener dan grote rijkdom, de goede gunst dan zilver en dan goud.
 naam Versta, een goede naam en eerlijke lof bij de mensen. Naam voor goeden naam. Het woord goed moet hier den zin geven uit het volgende lid van vs.1. Vergelijk boven Pro 18:22 .
,
 goede gunst Dat is, het goed gevoelen, dat vrome mensen van iemand hebben, en de goede genegenheid, die zij hem toedragen. Vergelijk boven Pro 3:4 ; de aantekening op het woord gunst.
2Rijken en armen ontmoeten elkander; de Heere heeft hen allen gemaakt.
 ontmoeten Dat is, zij leven met elkander en hebben den een den ander van doen. Vergelijk onder Pro 29:13 .
,
 HEERE Te weten, die den rijke verbiedt den arme te verachten en den arme den rijke te benijden. De rijken zijn gehouden de armen uit liefde te helpen en de armen de rijken voor loon te dienen.
3Een kloekzinnig mens ziet het kwaad, en verbergt zich ; maar de slechten gaan henen door, en worden gestraft.
 kloekzinnig mens Dat is, die voorzichtig is en kloek van verstand. Zie boven Pro 1:4 .
,
 kwaad, Te weten, dat schijnt over de mensen te zullen vallen en vorziet zich daartegen om het te ontgaan.
,
 gaan henen Te weten, omdat zij niet voorzien het kwaad, dat over hen hangt, of het verachten.
4Het loon der nederigheid, met de vreze des Heeren, is rijkdom, en eer, en leven.
 met Dat is, die met de vreze des Heeren gevoegd is. In denzelfden zin kunnen de woorden ook overgezet worden, [en] der vreze des Heeren.
,
 rijkdom, Dat is, gelijk met de ware nederigheid de vreze Gods verenigd is, alzo heeft de vreze Gods de belofte van het tegenwoordige en het toekomende leven; 1Ti 4:8 .
5Doornen en strikken zijn in den weg des verkeerden; die zijn ziel bewaart, zal zich verre van die maken.
 Doornen Dat is, ellendigheden en plagen, waarin de boze door zijn kwade werken zo verward en verstrikt wordt, dat hij zich daaruit niet kan redden.
,
 des verkeerden; Dat is, des onherborenen en desgenen, die vreemd is van de vreze Gods.
6Leer den jongen de eerste beginselen naar den eis zijns wegs; als hij ook oud zal geworden zijn, zal hij daarvan niet afwijken.
 Leer den jongen Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk iemand van jongsaf in enige wetenschap, en voornamelijk in de gronden der heilige leer, tot zijner ziele zaligheid onderwijzen. Vergelijk Gen 14:14 . Het is hier zoveel als catechiseren, hetwelk dikwijls in het Nieuwe Testament alzo gebruikt wordt. Zie Luk 1:4 ; Act 18:25 ; Rom 2:18 ; 1Co 14:19 ; Gal 6:6 .
,
 naar den eis Hebreeuws, naar den mond; dat is, naar den eis of de gelegenheid zijns wegs, dat is zijns ouderdoms, begrips en zijner tederheid. Anders: in het begin, of den ingang zijns wegs; dat is in den aanvang zijns levens.
,
 daarvan niet Te weten, van hetgeen gij in zijne jonkheid met de eerste onderwijzing hem ingestort hebt.
7De rijke heerst over de armen; en die ontleent, is des leners knecht.
 rijke Te weten, die den arme wat leent, of enige weldaad bewijst.
,
 armen; Te weten, die van de rijke wat geleend, of enige weldaad ontvangen heeft.
,
 knecht Dat is, die hem ten dienste staan moet. Hij spreekt eigenlijk niet van hetgeen behoort te geschieden, maar van hetgeen ten meesten dele in de wereld geschiedt.
8Die onrecht zaait, zal moeite maaien; en de roede zijner verbolgenheid zal een einde nemen.
 onrecht Zie Job 4:8 .
,
 roede Dat is de plaag, waarmede hij anderen door zijn oplopende grimmigheid gekweld, beledigd en verdrukt heeft. Het schijnt een gelijkenis te zijn van een stok, waarmede men het zaad en gewas placht te dorsen.
9Die goed van oog is, die zal gezegend worden; want hij heeft van zijn brood den armen gegeven.
 goed van oog is, Dat is, die vriendelijk, mild, medelijdend en goeddadig is; alzo Mat 20:15 . Want gemeenlijk openbaart zich de genegenheid van de mensen in de ogen. Het goede oog wordt ook genaamd een eenvoudig oog, Mat 6:22 . Zie van een kwaad, of boos oog, Deu 15:9 , en onder Pro 23:6 .
,
 den armen Hebreeuws, den dunne.
10Drijf den spotter uit, en het gekijf zal weggaan, en het geschil met de schande zal ophouden.
 gekijf Te weten, dien hij pleegt te verwekken.
,
 schande Te weten, die hij anderen met zijne twistingen aandoet.
11Die de reinheid des harten liefheeft, wiens lippen aangenaam zijn, diens vriend is de koning.
 reinheid Dat is, de oprechtheid des gemoeds; waarvan zie Gen 20:5 ; 1Ki 9:4 ; Psa 51:12 ; Mat 5:8 .
,
 wiens lippen Dat is, die zo bespraakt is, dat hij zijn oprechte gedachten met bevalligheid kan voortbrengen. De overzetting kan ook aldus staan: met, of door, of om de aangenaamheid zijner lippen is de koning zijn vriend.
,
 aangenaam zijn, Hebreeuws, aangenaamheid; dat is bevalligheid. Zie van deze Psa 45:3 ; Ecc 10:12 .
12De ogen des Heeren bewaren de wetenschap; maar de zaken des trouwelozen zal Hij omkeren.
 De ogen Dat is, de voorzienigheid en zorg des Heeren; zie 2Ch 16:9 .
,
 wetenschap; Dat is, degenen, die met ware wetenschap en godvruchtige wijsheid begaafd is, en naar dezelve zijne woorden en werken beleidt. Vergelijk de manier van spreken met Job 35:13 .
,
 zaken Anders: woorden.
,
 trouwelozen Dat is, des goddelozen, die, het verbond des Heeren niet getrouwelijk houdende, in woorden en werken zich moedwilliglijk verloopt.
13De luiaard zegt: Er is een leeuw buiten; ik mocht op het midden der straten gedood worden!
 zegt Te weten om den arbeid te ontgaan. Dan vindt hij lichtelijk ene voorwending vna dit of dat gevaar, hetwelk hij verzint voorhanden te wezen.
14De mond der vreemde vrouwen is een diepe gracht; op welken de Heere vergramd is, zal daarin vallen.
 De mond Te weten, door hun vleien, pluimstrijken en aanlokkende woorden.
,
 vreemde vrouwen Zie boven Pro 2:16 .
,
 gracht; Te weten, der ellenden voor het lichaam en de ziel. Vergelijk onder Pro 23:27 .
15De dwaasheid is in het hart des jongen gebonden; de roede der tucht zal ze verre van hem wegdoen.
 De dwaasheid Zie boven Pro 12:23 .
,
 gebonden; Het is ene gelijkenis, te kennen gevende dat de zonde zo vast aan de jonge jeugd gehecht is als de dingen, die met touwen en repen aan elkander gebonden worden.
,
 der tucht Dat is, waardoor een kind gekastijd wordt.
16Die den arme verdrukt, om het zijne te vermeerderen, en den rijke geeft, komt zekerlijk tot gebrek.
 verdrukt, Te weten, door bedrog of geweld. Vergelijk boven Pro 14:31 .
,
 vermeerderen, Of, zich te vergroten.
,
 geeft, Te weten, om zijne gunst, hulp en vordering te krijgen jegens de armen.
,
 zekerlijk Anders: alleen, of niet dan tot gebrek. Vergelijk boven Pro 21:5 , en de aantekening.
17Neig uw oor, en hoor de woorden der wijzen, en stel uw hart tot mijn wetenschap;
 Neig uw oor, Deze vermaning wordt hier ingevoegd om den lezer tot de rechte betrachting van deze spreuken, ja van alle geboden Gods, op te scherpen.
,
 der wijzen, Salomo noemt deze spreuken niet alleen zijne, maar ook van alle andere ware wijzen, die hetzelve toestemden, van welken enigen genoemd worden onder Pro 30 , Pro 31 .
,
 mijn wetenschap; Dat is, mijne leer en geboden, die gij weten moet. Zie boven Pro 15:7 . Anders: om mij te kennen, [mij]; te weten, de wijsheid.
18Want het is liefelijk, als gij die in uw binnenste bewaart; zij zullen samen op uw lippen gepast worden.
 die Te weten, woorden der wijzen.
,
 in uw binnenste Hebreeuws, in uwen buik; dat is in het binnenste uws harten. Zie boven Pro 18:8 , en Pro 20:30 ; Job 15:2 .
,
 gepast worden Te weten, opdat gij ze bekwamelijk en stichtelijk tot de mensen zoudt mogen uitspreken.
19Opdat uw vertrouwen op den Heere zij, maak ik u die heden bekend; gij ook maak ze bekend.
 Opdat Vergelijk boven Pro 3:5-6 . Hiermede is het doel dezer spreuken aangewezen, hetwelk is in God te geloven en alles goeds van Hem te verwachten, mits dat wij Hem ook gehoorzamen.
,
 gij ook Te weten, die de wijsheid zoekt horende of lezende deze spreuken. Anders: [doet] gij ze ook. Vergelijk de manier van spreken met Pro 23:15 .
20Heb ik u niet heerlijke dingen geschreven van allerlei raad en wetenschap?
 heerlijke Dat is, die den heren zelf en den gouverneurs of regeerders dienstig zijn, om van hen overlegd, besproken en in het werk gesteld te worden. Vergelijk boven Pro 8:6 . Anders: heb ik niet driemaal, dat is, dikwijls geschreven?
,
 allerlei Dat is, allerlei goede aanleidingen en onderwijs, om zichzelven naar Gods woord in het publieke en private leven wel aan te stellen.
21Om u bekend te maken de zekerheid van de redenen der waarheid; opdat gij de redenen der waarheid antwoorden moogt dengenen, die u zenden.
 opdat gij Dat is opdat gij niet alleen zelf de waarheid weet, maar ook anderen die bekend moogt maken, naar de gelegenheid van uwe roeping.
,
 zenden Te weten, om enig werk voor hen in het bijzonder te doen, of voor allen in het algemeen enig ambt te bedienen. Anders: die [tot] u zenden; te weten, om goeden raad en rechte onderwijzing van u te hebben.
22Beroof den arme niet, omdat hij arm is; en verbrijzel den ellendige niet in de poort.
 arm is; De rijken en machtigen worden niet uitgesloten; maar de armen worden voornamelijk vermeld, omdat zij lichtelijk verdrukt kunnen worden, Job 31:21 , en omdat wij gehouden zijn hun meest goed te doen. Zie boven Pro 3:27 .
,
 in de poort Dat is, in het gericht. Zie Gen 22:17 .
23Want de Heere zal hun twistzaak twisten, en Hij zal dengenen, die hen beroven, de ziel roven.
 twistzaak Dat is, hunne zaken beschermen en voorstaan. Zie dezelfde manier van spreken 1Sa 25:39 ; onder Pro 23:11 ; Jer 51:36 .
,
 die hen beroven, Dat is, die den ellendigen hunne goederen en middelen afnemen.
,
 de ziel roven Dat is, het leven nemen.
24Vergezelschap u niet met een grammoedige, en ga niet om met een zeer grimmig man;
 grammoedige, Hebreeuws, heer, of bezitter des toorns; dat is die van nature en door gewoonte zeer tot toorn genegen is; alzo onder Pro 29:22 ; een heer der grimmigheid. Vergelijk Gen 14:13 .
,
 zeer grimmig man; Hebreeuws, man der grimmigheden, of der brandende toornigheden; dat is, die haast met groten toorn ontstoken wordt. Vergelijk Job 11:11 , en Psa 5:7 .
25Opdat gij zijn paden niet leert, en een strik over uw ziel haalt.
 paden Of, wegen; zie Gen 6:12 .
,
 een strik Dat is, een kwaad en verderf over uzelven brengt, dat gij niet ontgaan kunt. Vergelijk boven Pro 18:7 .
26Wees niet onder degenen, die in de hand klappen, onder degenen, die voor schulden borg zijn.
 hand klappen, Te weten, van den schuldheer, tot een teken dat men voor den schuldenaar borg is; zie Job 17:3 , en boven Pro 6:1 .
27Zo gij niet hadt om te betalen, waarom zou men uw bed van onder u wegnemen?
 te betalen, Te weten, den schuldheer, tot wiens verzekering gij voor den schuldenaar borg geworden zijt.
,
 wegnemen? Te weten, zo er anders in uw huis niets ware om den schuldeiser te voldoen. Versta dit van dengene, die zich borg stelde voor de schuld van een ander; want daarmede verklaarde hij dat hij rijk was en de macht had om te betalen, zodat hij zich niet mocht behelpen met de wet, Exo 22:26-27 ; Deu 24:6 . Hoewel dan de wet der liefde beval dat men des armen noodzakelijke dingen niet zou te pand nemen; nochtans liet het burgerlijke recht zulks in zekere gevallen toe, ja ook den schuldenaar voor een tijd tot slaaf te maken, 2Ki 4:1 . Zie ook boven Pro 20:16 .
28Zet de oude palen niet terug, die uw vaderen gemaakt hebben.
 de oude Hebreeuws, de palen der eeuwigheid. Zie van deze palen Deu 19:14 , en Deu 27:17 ; boven Pro 15:25 , en onder Pro 23:10 ; en van het woord eeuwigheid, dat hier voor een langen en onbepaalden tijd genomen wordt, 1Ki 1:31 .
29Hebt gij een man gezien, die vaardig in zijn werk is? Hij zal voor het aangezicht der koningen gesteld worden; voor het aangezicht der ongeachte lieden zal hij niet gesteld worden.
 voor het aangezicht Voor iemands aangezicht gesteld worden, of staan, is hem te dienen, of daartoe bevorderd en geroepen te worden; zie Deu 1:38 , en 1Ki 1:2 .
,
 ongeachte Hebreeuws, duistere; te weten, lieden, of mensen; dat is, gemene, onbekende, slechte en niet van aanzien.
Copyright information for DutSVVA