Psalms 100

1Een lofzang. Gij ganse aarde! juicht den Heere.
 lofpsalm Deze titel staat voor geen psalm dan alleen voor dezen. Sommigen menen dat deze placht gezongen te worden bij het lofoffer, waarvan Lev 7:12 .
,
 Gij ganse Dat is, al gij bewoners des aardrijks; doch versta onder dezen alleen de gelovige kinderen Gods.
,
 HEERE Dat is, ter ere van God.
2Dient den Heere met blijdschap, komt voor Zijn aanschijn met vrolijk gezang.
 zijn aanschijn Te weten, God, die zijne tegenwoordigheid boven de ark openbaarde.
3Weet, dat de Heere is God; Hij heeft ons gemaakt (en niet wij), Zijn volk en de schapen Zijner weide.
 heeft ons Versta dit alzo, dat Hij ons geschapen heeft in Christus Jezus tot goede werken, waarin wij wandelen zouden, Eph 2:10 .
,
  en niet wij) Anders, en de zijnen zijn wij. De Hebr. tekst wordt verscheidenlijk gelezen.
4Gaat in tot Zijn poorten met lof, in Zijn voorhoven met lofgezang; looft Hem, prijst Zijn Naam.
 tot zijn poorten Te weten, tot de poorten zijns tempel.
,
 lof, in Aldus worden de lofoffers genoemd, 2Ch 29:31 ; Jer 17:26 .
,
 zijn voorhoven Versta, de voorhoven des tempels, zie de aantekening bij 1Ki 6:36 .
5Want de Heere is goed; Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid, en Zijn getrouwheid van geslacht tot geslacht.
 getrouwheid Of, waarheid; te weten in het voltrekken zijner belofte.
Copyright information for DutSVVA