Romans 13

1Alle ziel zij den machten, over haar gesteld, onderworpen; want er is geen macht dan van God, en de machten, die er zijn, die zijn van God geordineerd.
 ziel zij Dat is, een ieder mens van welk geslacht, staat, beroeping of ouderdom hij zij; en dus ook de kerkedienaren.
,
 den machten, Dat is, den overheden, die van God over andere met macht en autoriteit gesteld zijn.
,
 over haar gesteld Grieks, over hebbende, op uitnemende; dat is, overste macht hebbende; waardoor verstaan worden niet alleen de hoge overheden, maar ook allen, die onder hen in enig ambt van regering gesteld zijn; 1Ti 2:2 ; 1Pe 2:13-14 .
,
 onderworpen; Dat is, moeten hun niet alleen gehoorzaam zijn, maar ook behoorlijk erkennen en eer bewijzen.
,
 geen macht Dat is geen overheid met macht bekleed.
,
 dan van God, Namelijk die niet alleen het ambt der overheid heeft ingesteld, maar die ook de personen [hoewel meest door het middel van mensen] daartoe verkiest en stelt; Pro 8:15 ; Dan 4:32 .
,
 die er zijn, Namelijk hetzij hoge of lage, hetzij opperste of onder anderen gesteld; 1Pe 2:13-14 .
,
 geordineerd Dat is, ingesteld onder het menselijk geslacht, om hetzelve in Gods plaats met orde te regeren; hoewel sommigen hunne macht dikwijls misbruiken, hetwelk God toelaat om de zonden des volks te straffen; Job 34:30 .
2Alzo dat die zich tegen de macht stelt, de ordinantie van God wederstaat; en die ze wederstaan, zullen over zichzelven een oordeel halen.
 tegen de macht stelt, Namelijk niet alleen met opstand, gelijk Absalom, maar ook met ongehoorzaamheid in zaken, die tegen Gods Woord niet strijden.
,
 een oordeel Dat is, ene straf, zo van God als van de overheden.
,
 halen Grieks, ontvangen.
3Want de oversten zijn niet tot een vreze den goeden werken, maar den kwaden. Wilt gij nu de macht niet vrezen, doe het goede, en gij zult lof van haar hebben;
 de oversten Dat is, de overheden over ons gesteld.
,
 tot een vreze Namelijk van te zullen straffen.
,
 den goeden werken, Dat is, als gij weldoet en hunne bevelen gehoorzaam zijt.
,
 den kwaden Namelijk, werken, dat is, als gij kwaaddoet en hunne bevelen overtreedt.
,
 Wilt gij nu de macht niet vrezen, Dat is, wilt gij vrij zijn van de vrees om van hen gestraft te worden.
,
 lof van haar hebben; Dat is, van hen geprezen worden en met vergelding vereerd. Want het ambt der overheid is, niet alleen het kwaad te straffen, maar ook het goed te belonen; door welke twee zaken als door zenuwen het lichaam van den staat samengebonden en bijeengehouden wordt.
4Want zij is Gods dienares, u ten goede. Maar indien gij kwaad doet, zo vrees ; want zij draagt het zwaard niet te vergeefs; want zij is Gods dienares, een wreekster tot straf dengene, die kwaad doet.
 Gods dienares, Dat is, van God gesteld, om als een instrument Gods u te dienen.
,
 u ten goede Dat is, om door dezelve alle goeds u toe te brengen en voor uw welvaren te zorgen. Zie de aantekeningen 1Ti 2:2 .
,
 kwaad doet, Dat is, de goede wetten der overheden overtreedt.
,
 zo vrees; Namelijk van hen daarover gestraft te zullen worden.
,
 draagt het zwaard niet tevergeefs; Dat is, heeft de macht ontvangen om de kwaaddoeners zelfs ook met den dood te straffen, Gen 9:6 ; en laat niet zonder oorzaak het zwaard voor zich dragen, of draagt het aan zijne zijde, om te kennen te geven dat hij zulke macht heeft en die tegen de boosdoeners ook zal uitvoeren.
,
 een wreekster Namelijk van Gods wege, dien de wraak toekomt; Rom 12:19 .
,
 tot straf dengene, Grieks, toorn. Zie dergelijke Mat 3:7 ; Luk 21:23 ; Rom 2:8 .
5Daarom is het nodig onderworpen te zijn, niet alleen om der straffe, maar ook om des gewetens wil.
 nodig onderworpen te zijn, Namelijk om rechte onderdanen, en voornamelijk rechte Christenen te zijn.
,
 om der straffe, Dat is, uit vrees van straf. Grieks, toorn.
,
 om des gewetens wil Dat is, omdat wij weten, dat God zulks verordineerd en bevolen heeft, en dat overzulks niemand met een goede en geruste conscientie kan zijn, die dat niet doet.
6Want daarom betaalt gij ook schattingen; want zij zijn dienaars van God, in ditzelve geduriglijk bezig zijnde.
 daarom Dat is, het blijkt dat gij den overheden onderworpen zijt en behoort te zijn, omdat gij schatting betaalt; zie Mat 22:21 .
,
 betaalt gij ook Namelijk aan de overheden, of die van hen daartoe gesteld zijn.
,
 schattingen; Daardoor worden verstaan alle lasten, die den onderdanen opgelegd worden.
,
 want zij zijn Dit is ene reden, om te bewijzen billijk te zijn, dat men den overheden gehoorzaam zij en schatting betale.
,
 dienaars van God, Grieks, Leitourgoi; welk woord men hier ziet niet alleen van kerkelijke diensten, gelijk Act 13:2 , maar ook van staatkundige en burgerlijke diensten gebruikt te worden; zie ook Rom 15:27 ; Heb 1:14 .
,
 in ditzelve Namelijk om God te dienen in het regeren des volks.
,
 geduriglijk bezig zijnde Grieks, tot datzelve volhardende; dat is, in dezen dienst veel arbeid, zwarigheid, moeiten en zorgen gedurig uitstaande. Zie van dit woord Act 1:14 .
7Zo geeft dan een iegelijk, wat gij schuldig zijt; schatting, dien gij de schatting, tol, dien gij den tol, vreze, dien gij de vreze, eer, dien gij de eer schuldig zijt.
 geeft dan Grieks, geeft wederom, of vergeldt een iegelijk de schulden.
,
 een iegelijk, Namelijk overheid; hoewel het ook in het algemeen kan genomen worden.
,
 schatting, Is eigenlijk hetgeen gesteld wordt op de personen of vaste goederen.
,
 tol, dien gij den tol, Is hetgeen gesteld wordt op de koopmanschappen, of op de uit en inkomende goederen en waren.
,
 dien gij de vreze, Namelijk den overheden en hunnen dienaren, die hen gebruiken om de kwaaddoeners te straffen.
,
 die gij de eer schuldig zijt Namelijk den overheden, hetzij hoge of lage; 1Pe 2:17 .
8Zijt niemand iets schuldig, dan elkander lief te hebben; want die den ander liefheeft, die heeft de wet vervuld.
 Zijt niemand iets schuldig, Dat is, betaalt een iegelijk hetgeen waartoe gij aan hem verplicht zijt, hetzij geld, diensten of iets anders. Hetwelk als men niet doet, zo blijft de verplichting en schuld.
,
 dan elkander lief te hebben; Want die verplichting kan nimmermeer afgedaan of betaald worden, maar blijft altijd een verse schuld die geduriglijk moet betaald worden.
,
 den ander liefheeft, Dat is, zijnen naaste.
,
 de wet Dat is, de geboden van de tweede tafel der wet, gelijk in vs.9 verklaard wordt.
,
 vervuld Dat is, gedaan en onderhouden hetgeen niet alleen in een of twee geboden, maar in al de geboden tezamen geëist wordt, ten aanzien van al de delen zelve; hoewel niemand ten aanzien van de trappen der volmaaktheid in dit leven hetzelve kan volbrengen, alzo onze liefde hier nog onvolmaakt is; 1Ki 8:46 ; Psa 19:13 ; Pro 20:9 ; Jam 3:2 ; 1Jo 1:8 .
9Want dit: Gij zult geen overspel doen, gij zult niet doden, gij zult niet stelen, gij zult geen valse getuigenis geven, gij zult niet begeren; en zo er enig ander gebod is, wordt in dit woord als in een hoofdsom begrepen, namelijk in dit: Gij zult uw naaste liefhebben gelijk uzelven.
 Gij zult geen overspel doen, De apostel houdt de orde van de geboden niet, gelijk zij in de tien geboden voorgesteld worden, omdat daaraan niet zoveel is gelegen, als maar al de geboden wel onderhouden worden.
,
 in dit woord als in een hoofdsom begrepen, Dat is, in dit ene gebod.
10De liefde doet den naaste geen kwaad. Zo is dan de liefde de vervulling der wet.
 De liefde doet den naaste geen kwaad Hij beschrijft hier den aard der liefde, gelijk ook 1Co 13 .
,
 de vervulling der wet Zie vs.8, en 1Ti 1:5 .
11En dit zeg ik te meer, dewijl wij de gelegenheid des tijds weten, dat het de ure is, dat wij nu uit den slaap opwaken; want de zaligheid is ons nu nader, dan toen wij eerst geloofd hebben.
 dewijl wij de gelegenheid des tijds weten, Dat is, alzo wij nu niet meer ongelovig zijn, gelijk wij in voortijden waren, zijnde in den duisteren nacht der onwetendheid, Eph 4:18 ; Col 1:13 ; 1Jo 2:8 , maar alzo Christus de Zon der gerechtigheid, Mal 4:2 , en het licht der wereld, Joh 8:12 , ons nu verschenen is.
,
 den slaap opwaken; Namelijk der zonden; Eph 5:14 ; 1Th 5:6 .
,
 de zaligheid Of, onze zaligheid is nu nader; dit is, de prijs onzer hemelse roeping in Christus Jezus, waar wij naar lopen en jagen, 1Co 9:24-25 ; Phi 3:14 , welke is het einde onzes geloofs; 1Pe 1:9 .
,
 is ons nu nader, Dat is, wij zijn nu voor onzen Christelijken loop dezelve nader bijgekomen, om dezelve haast te grijpen, Phi 3:12 ; 1Ti 6:12 ; en daarom moeten wij niet verflauwen om dezen Christelijken loop te voleindigen, 2Ti 4:7 , alzo het grote schande en schade zou zijn, dat wij, zo nabij gekomen zijnde, door verflauwen of afwijken dezelve niet zouden verkrijgen. Want hoe nader iemand aan den prijs komt, hoe sterker hij behoort te lopen.
,
 toen wij eerst geloofd hebben Dat is, toen wij eerst tot het geloof in Christus geroepen en bekeerd zijn.
12De nacht is voorbijgegaan, en de dag is nabij gekomen. Laat ons dan afleggen de werken der duisternis, en aandoen de wapenen des lichts.
 nacht is Namelijk der onwetendheid; 1Th 5:5 .
,
 voorbijgegaan, Het Griekse woord betekent dat dezelve ten merendeel voorbijgegaan is. Want al de duisternis is nog uit onze harten niet volkomen weggedaan; 1Co 13:9-10 .
,
 de dag Namelijk der zaligmakende kennis, vs.13; 1Th 5:5 .
,
 is nabij gekomen Dat is, wij zijn tot het zaligmakende licht der kennis van Christus gekomen, doch niet volkomen, zolang wij in dit leven zijn, maar hebben zulk een licht, gelijk er is als de dag begint aan te breken en te lichten.
,
 afleggen Namelijk gelijk de mensen, als het dag is geworden, de nachtklederen en dekens verwerpen, en met dezelve gene gemeenschap meer hebben; Eph 4:22 .
,
 de werken der duisternis, Dat is, de zonden, die degenen, die nog in de duisternis der onwetendheid zijn, gewoon zijn te doen, en voornamelijk die lelijke zonden, welke ook de mensen zich schamen openbaar in het licht te doen, maar die zij des nachts in duisternis bedrijven; Job 24:15-16 ; Joh 3:20-21 ; 1Th 5:7 . Waarvan enige in het vs.13 verhaald worden.
,
 aandoen Of, aantrekken; gelijk degenen doen, die, uit den slaap opstaande, hunne klederen aantrekken of hunne naaktheid te bedekken en eerbaar in den dag te wandelen.
,
 de wapenen Dit woord betekent al hetgeen waarmede het lichaam bedekt wordt tegen alle kwetsingen; en worden daardoor alhier verstaan allerlei Christelijke deugden, met welke onze ziel niet alleen bekleed en versierd wordt, maar ook als gewapend tegen de kwetsingen en verzoekingen des duivels en des vleesches. Zie Rom 6:13 ; 2Co 6:7 ; Eph 6:11-12 , enz.; 1Th 5:8 .
,
 des lichts Dat is, die voortkomen van het licht der ware kennis Gods en tot Zijne eer voor de mensen lichten, en die betamen dengenen, die tot dit licht geroepen zijn en in het licht eerbaar willen wandelen.
13Laat ons, als in den dag, eerlijk wandelen; niet in brasserijen en dronkenschappen, niet in slaapkameren en ontuchtigheden, niet in twist en nijdigheid;
 als in den dag, Dat is, gelijk betaamt dengenen, wien door de genade Gods het licht der zaligmakende kennis verschenen is.
,
 eerlijk Dat is, niet alleen godzalig voor God, maar ook eerbaar voor de mensen.
,
 wandelen; Dat is, ons leven aanstellen, en onder de mensen verkeren.
,
 brasserijen Waardoor verstaan worden, niet eerlijke en matige maaltijden, Gen 21:8 ; Joh 2:1 , maar gulzige en ontuchtige, in welke allerlei overdadigheid, dartelheid, danserij en lichtvaardigheid gepleegd wordt.
,
 dronkenschappen, Of, onmatig zuipen van wijn of sterken drank; Isa 5:22 .
,
 in slaapkameren Dat is, overspelen, of hoererijen, die in de slaapkamers gemeenlijk gepleegd worden.
,
 ontuchtigheden, Dat is, geile en onkuische dartelheden.
14Maar doet aan den Heere Jezus Christus, en verzorgt het vlees niet tot begeerlijkheden.
 doet aan Of, trekt aan; namelijk als uw kleed en wapen.
,
 den Heere Jezus Christus, Namelijk aannemende door het geloof Zijne gerechtigheid, en al Zijne deugden navolgende, daarmede uwe ziel bekledende en versierende; Gal 3:27 .
,
 verzorgt Grieks, maakt geen voorzorg des vleesches.
,
 het vlees niet Dat is, het lichaam, waarmede niet wordt verboden dat men het lichaam zou mogen verzorgen met een eerlijk kleed, spijs, drank, medicijnen en andere dingen tot onderhoud van hetzelve nodig; want dat wordt ook geprezen; Eph 5:29 ; 1Ti 5:8 , 1Ti 5:23 , maar om het in zijn kwade lusten te voldoen; 1Co 9:27 .
,
 begeerlijkheden Namelijk die strekken tot onmatigheid, hovaardij, gulzigheid, onkuischheid, om het daarin te voeden en zijn eis te geven; 1Jo 2:16 .
Copyright information for DutSVVA