Wis 10

1Deze wijsheid heeft bewaard de eerstgevormde en alleen geschapen vader der wereld; 2En heeft hem getrokken uit zijn eigen val en hem sterkte gegeven om te heersen over alle dingen. 3Van welke de onrechtvaardige, afvallig geworden zijnde door zijn toorn, is verloren gegaan met de toornige bewegingen tot zijns broeders moord. 4En als de aarde om zijnentwil met de watervloed bedekt was, zo heeft de wijsheid weder behouden, regerende de rechtvaardige door een verachtelijk hout. 5Deze ook, als de volken door boze eigenzinnigheid onder elkander verward waren, heeft de rechtvaardige gekend, en hem onstraffelijk voor God bewaard, en behoed dat hij sterk bleef in de inwendige bewegingen der barmhartigheden over zijn zoon. 6Deze toen de goddelozen vergingen, heeft de rechtvaardige verlost, toen hij het nedervallende vuur der vijf steden ontvlood. 7Van welker boosheid nog een getuigenis is dat rokende woeste land, en de bomen die ontijdige vruchten dragen, en de zoutpilaar staande tot gedachtenis van de ongelovige ziel. 8Want de wijsheid voorbijgaande, hebben zij niet alleen deze schade, dat zij het goede niet kennen, maar laten ook in dit leven een gedachtenis na, van hun eigen dwaasheid, opdat zij zich niet zouden kunnen verbergen, zelfs in hetgeen waarin zij gestruikeld hebben. 9Maar de wijsheid heeft uit moeite verlost degenen die haar dienen. 10Deze geleidde de rechtvaardige op rechte paden, als hij vluchtende was voor de toorn zijns broeders, en heeft hem het koninkrijk Gods getoond, en kennis van heilige dingen gegeven, heeft hem voorspoedig gemaakt in zijn arbeid, en zijn moeite vermenigvuldigd. 11In de gierigheid dergenen die hem geweld aandeden, stond zij bij hem, en maakte hem rijk. 12Zij bewaarde hem van de vijanden, en maakte hem zeker tegen degenen, die hem lagen legden, en in die sterke strijd heeft zij hem de prijs der overwinning gegeven, opdat hij zou weten dat de godzaligheid machtiger is dan alles. 13Deze heeft niet verlaten de rechtvaardige die verkocht was, maar heeft hem uit de zonde verlost; zij voer met hem af in de put. 14En in de banden heeft zij hem niet verlaten, maar bleef bij hem totdat zij hem de scepter des koninkrijks bracht, en macht over degenen die hem wreed behandeld hadden; en heeft betoond dat zij leugenaars waren, die hem beschimpt hadden, en heeft hem een eeuwige heerlijkheid gegeven. 15Deze heeft dat heilige volk, en dat onbestraffelijk zaad verlost, uit de natie dergenen die haar verdrukten. 16Zij is gegaan in de ziel van de dienaar des Heren, en wederstond de vreselijke koningen met wonderen en tekenen. 17Zij heeft de heiligen gegeven loon der heiligheid voor hun moeite, en heeft hen geleid door een wonderlijke weg, en is hun geworden tot een deksel des daags, en des nachts tot een vlam der sterren. 18Zij heeft hen doen gaan door de Rode zee, en heeft hen overgebracht door veel water. 19Maar hun vijanden deed zij verdrinken, noch hen heeft zij uit de diepte van de afgrond getrokken. 20Daarom hebben de rechtvaardigen de goddelozen beroofd, en hebben, Here, uw heilige naam lof gezongen en eendrachtiguw beschermende hand geprezen. 21Want de wijsheid opende de mond der stommen, en de tongen der sprakelozen maakte zij welsprekend.
Copyright information for DutSVVA