1 Corinthians 15:24

63) het einde zijn,

Namelijk van deze tegenwoordige eeuw of wereld, of van deze regering van Christus, die hij nu als Middelaar bedient.

64) Hij

Namelijk Christus.

65) het koninkrijk

Namelijk dat Hij nu als Middelaar bedient, door de predikatie des Woords Zijne kerk vergaderende, door Zijnen Geest haar wederbarende, en door Zijne kracht tegen de vijanden beschermende. Want dat zal alsdan niet meer nodig zijn.

66) Gode en den Vader

Dat is, Gode, die daar is Vader, namelijk van Christus, en ook der gelovigen; Joh. 20:17.

Joh 20.17

67) teniet gedaan hebben

Dat zij niet alleen de overhand niet hebbe, maar ook niet meer is.

68) alle heerschappij, en alle

Dit verstaan sommigen van alle overheden, ook wettige en goede, want die zullen alsdan niet meer van node zijn; anderen, van alle heerschappij en macht, hetzi der onreine geesten, of der mensen, die zich tegen Christus' rijk gesteld hebben.

Ephesians 1:3

3) Gezegend zij

Het woord zegenen wordt in Ef. 1:3 op twee‰rlei wijze genomen. Want de mens zegent God als hij Hem looft en dankt. En God zegent den mens, wanneer Hij hem zijne genade en weldaden bewijst; beide een Hebreeuwse wijze van spreken. En hier ziet de apostel op de woorden des verbonds, in uw zaad zullen alle geslachten der aarde gezegend worden, Gen. 22:18.

Eph 1.3 Ge 22.18

4) en Vader van

Dat is, God, die de Vader is onzes Heeren Jezus Christus, 1 Cor. 15:24; en wordt van Paulus en andere apostelen onder het Nieuwe Testament deze wijze van Gods benaming gebruikt, in plaats dat in het Oude Testament God in zulke zegeningen genoemd wordt de Heere, de God Isra‰ls, of de God Abrahams, Izaks, en Jakobs, met welke God eerst zijn verbond had gemaakt. Zie Luk. 1:68.

1Co 15.24 Lu 1.68

5) alle geestelijke

Dat is, allerlei.

6) in den hemel

Grieks, in de hemelse; of overhemelse; namelijk plaatsen, gelijk Ef. 1:20, en Ef. 2:6. En hierdoor wordt te kennen gegeven dat God ons als uit Zijnen troon deze geestelijke zegeningen heeft medegedeeld, en dat ze daartoe dienen, om ons in den hemel gelukzalig te maken; Matth. 5:12, en 1 Petr. 1:4. Welke zegeningen hierna tot Ef. 1:15 toe in het bijzonder worden verhaald.

Eph 1.20 2.6 Mt 5.12 1Pe 1.4 Eph 1.15

7) in Christus.

Namelijk als in ons Hoofd. Zie Ef. 1:22,23, en Ef. 2:5,6,7, en Ef. 4:15,16. Zie ook Joh. 1:16; Filipp. 3:20. Of, om ons zalig te maken.

Eph 1.22,23 2.5,6,7 4.15,16 Joh 1.16 Php 3.20
Copyright information for DutKant