1 John 2:15-16
48) de wereld niet lief, Dat is, de dingen die buiten de rechte kennis en dienst Gods in deze wereld van wereldse mensen groot geacht, begeerd en nagestreefd worden, die in 1 Joh. 2:16 worden uitgedrukt; zie Jak. 4:4. 1Jo 2.16 Jas 4.4 49) de liefde des Vaders Namelijk waarmee wij God den Vader liefhebben. 50) is niet in Hem. Namelijk daar deze tweerlei liefde zich strekt tot zaken die tegen elkander strijden, tezamen niet kunnen bestaan, en de ene liefde de andere uitdrijft. Zie Matth. 6:24. Mt 6.24 51) al wat in de wereld Dat is, al wat de wereldse mensen liefhebben en nastreven begrepen in deze drie soorten die hier uitgedrukt worden. 52) de begeerlijkheid des vleses, Dat is, de wellustigheid. Zie Rom. 13:14. Ro 13.14 53) de begeerlijkheid der ogen, Dat is, de gierigheid en begeerte van rijkdommen, die hier der ogen wordt genoemd, omdat het aanschouwen dezer goederen de begeerte derzelve opwekt, en dat de ogen der gierigaards daarmee nimmer verzadigd worden, maar willen alles hebben wat zij zien. Zie Spreuk. 27:20; Pred. 4:8. Pr 27.20 Ec 4.8 54) de grootsheid des levens, Of trotsheid; dat is, de eergierigheid of hovaardigheid, die de wereldse mensen in hun staat en leven alleszins betonen in grote kostelijkheid, pracht en verheffing boven hun naasten. De apostel, deze zonden beschrijvende, benoemt ze met den naam van begeerlijkheid, daar zij uit de aangeborene verdorvenheid voortkomen, Jak. 1:15; om zo den wortel derzelve uit te strekken. Jas 1.15 55) is niet uit den Vader, Dat is, is van God in het hart der mensen niet ingeplant, en behaagt God niet. 56) uit de wereld. Dat is, uit de verdorvene natuur der wereldse mensen.
Copyright information for
DutKant