1 Kings 1:2

4) knechten tot hem:

Dat is, raadsheren, officieren, voornaamste hovelingen. Zie Gen. 20:8.

Ge 20.8

5) voor het aangezicht des konings sta,

Dat is, diene. Zie deze manier van spreken Deut. 1:38, en Deut. 10:8; 1 Sam. 16:22; 1 Kon. 12:6, en vergelijk onder 1 Kon. 1:4,15.

De 1.38 10.8 1Sa 16.22 1Ki 12.6 1.4,15

6) zij slape in uw schoot,

Zie deze manier van spreken ook 2 Sam. 12:3, en Micha 7:5, en vergelijk Deut. 13:6, mitsgaders de aantekeningen. Men meent dat dit geschied is nadat hij haar getrouwd had.

2Sa 12.3 Mic 7.5 De 13.6

Daniel 1:5

24) verordende hun,

Of, stelde, verordende, bestelde.

25) wat men ze dag bij dag geven zou

Hebreeuws, het woord, of de zaak des daags op zijnen dag, gelijk Exod. 5:13.

Ex 5.13

26) de stukken der spijs des konings,

Brokken, portie, gerechten, of overschot.

27) zijns dranks,

Hebreeuws, zijner dranken, of drinkingen; dat is van zulke wijnen of drank, als hij zelf dronk.

28) drie jaren [alzo] optoog,

In welken tijd vermoedelijk zij de taal, de religie en de wetten der Chalde‰n zouden kunnen leren.

29) staan voor het aangezicht des konings.

Dat is, dienen; zie Deut. 10:8, en 1 Kon. 17:1, en de aantekening.

De 10.8 1Ki 17.1

Daniel 1:19

62) En de koning sprak met hen;

Of, als de koning met hen sprak, zo is er niemand, enz.

63) zij stonden voor het aangezicht des konings.

Dat is, als de koning hunne wijsheid hoorde, heeft hij geoordeeld dat zij waardig waren in het getal zijner officieren aangenomen te worden en hem in grootwichtige zaken te dienen; zie Dan. 1:4.

Da 1.4
Copyright information for DutKant