1 Kings 12:28-29

45) te veel

Dat is, het zou u te moeilijk en te kostelijk vallen. Anders, het zij u genoeg, dat gij tot nog toe naar Jeruzalem getrokken zijt, om aldaar uw offeranden te brengen. Het is voortaan niet nodig, vindende de gelegenheid daartoe in uw eigen land. Vergelijk deze manier van spreken met Num. 16:2,3.

Nu 16.2,3

46) uw goden,

Hij wist wel dat deze gouden kalveren geen goden waren, en dat de Isra‰lieten dat ook wel verstaan zouden; maar hij wilde dat zij den waren God door deze beelden zouden eren en dienen, tegen het uitgedrukte gebod des Heeren; Exod. 20:4,5; Deut. 4:14,15,16,17, enz. Zie dergelijke misdaad, Exod. 32:4.

Ex 20.4,5 De 4.14,15,16,17 Ex 32.4
47) Beth-el,

Dat is, aan beide de uiterste palen zijns koninkrijks; want Beth-el was in de zuidpale gelegen en Dan in de noordpale.

1 Kings 13:33-34

49) deze geschiedenis

Te weten, na de wonderwerken, die God gedaan had aan zijn hand, die haastelijk dorde en weder gezond geworden was; aan het altaar, dat vanzelf, zonder toedoen der mensen, spleet en scheurde, aan den profeet van Juda, die naar de goddelijke voorzegging in zijner vaderen graf niet gekomen was.

50) wederom

Zie boven, 1 Kon. 12:31,32.

1Ki 12.31,32

51) van de geringsten

Zie boven, 1 Kon. 12:31.

1Ki 12.31

52) wie wilde,

Anders, wien hij wilde, enz.

53) diens hand

Dat is, dien maakte hij priester. Zie Exod. 28:41, en Lev. 7:37.

Ex 28.41 Le 7.37
54) hij werd

Namelijk, Jerobeam. Anders, en dit werd, enz.

55) het huis

Dat is, zijn huis. Zie boven, 1 Kon. 2:19.

1Ki 2.19

56) tot zonde,

Dat is, hij is met dit zijn doen oorzaak geweest, dat zijn nakomelingen tot gruwel en afgoderij vervallen zijn, en dat over hen gekomen is Gods straf, waardoor zij ten enenmale uitgeroeid zijn geweest, gelijk in de volgende hoofdstukken beschreven wordt.

Copyright information for DutKant