1 Kings 2:8

19) de Benjaminiet

Anders, een Benjaminiet. Zie Richt. 19:16, en 2 Sam. 16:11.

Jud 19.16 2Sa 16.11

20) Mahanaim;

Een stad gelegen over de Jordaan in het land Gilead, in den stam van Gad bij de beek Jabbok. Van den oorsprong harer benaming, zie Gen. 32:2.

Ge 32.2

21) zwoer hem bij den HEERE,

Zie 2 Sam. 19:23.

2Sa 19.23

22) Zo ik hem met het zwaard dode!

Hebreeuws, zo ik u met het zwaard dode, [God straffe mij] of [doe mij dit of dat]. Want de Hebre‰n plegen in het zweren de straf te verzwijgen. Zie Gen. 14:23.

Ge 14.23

Job 6:25

50) rechte redenen!

Hebreeuws, de woorden der richtigheid, of rechtzinnigheid; dat is, die oprecht en waar zijn. Vergelijk onder, Job 33:3; Pred. 12:10.

Job 33.3 Ec 12.10

51) wat bestraft

Dat is, wat kracht heeft uw berisping om te berispen? Hij wil zeggen, gene.

Micah 2:10

49) henen

In gevangenschap, het land uit.

50) dit [land] zal de rust niet zijn

Dit land, dat ik u tot een rust gegeven had, zal u niet langer kunnen verdragen, vanwege de gruwelen, waarmee gij hetzelve hebt verontreinigd, maar zal u uitspugen en [als wraak van u nemende] u gans en schrikkelijk verderven. Zie Deut. 12:9, Ps. 95:11; Hebr. 4:5,6; idem Lev. 18:25,27,28; Ezech. 36:14,17, enz.

De 12.9 Ps 95.11 Heb 4.5,6 Le 18.25,27,28 Eze 36.14,17

51) geweldige verderving

Of scherpe. Verg. 1 Kon. 2:8.

1Ki 2.8
Copyright information for DutKant