1 Kings 4:25

45) onder zijn wijnstok

Een manier van spreken, betekenende den tijd van groten vrede, overvloed en welstand in alle dingen, niet alleen tijdelijke, gelijk hier, maar ook in geestelijke, gelijk Micha 4:4; Zach. 3:10.

Mic 4.4 Zec 3.10

46) van Dan tot Ber-seba,

Dat is, van de noordpale des lands van Kana„n tot de zuidpale; alzo Richt. 20:1. Van Dan, zie Gen. 14:14. Van Ber-Seba, #Gen. 21:31.

Jud 20.1 Ge 14.14 21.31

Isaiah 2:4-5

10) Hij zal

Te weten de Heere Christus; anders, het, te weten het Woord Gods. Het komt overeen uit, want God regeert in Christus door zijn Woord.

11) bestraffen

Te weten door de predikatie van zijn Woord, dat is, Hij zal hen overtuigen dat zij met hunne zonden den eeuwigen dood verdiend hebben, en dat zij daarvan door geen ander middel kunnen verlost worden dan door Hem.

12) en zij zullen

Of, dan, of zo; dat is, hierdoor zullen zij bewogen worden hunne zwaarden, enz.

13) spaden,

Of, houwelen; een instrument, hetwelk de hoveniers en tuinlieden gebruiken om het onkruid of wortelen uit de aarde te trekken of roeien.

14) sikkelen;

Of, zeisen; of snoeimessen.

15) het [ene]

De profeet wil zeggen dat alle volken, die zich oprechtelijk tot Christus bekeren, met elkander van enen zin zullen zijn in het geloof, zie Hand. 4:32, en dat zij in liefde en enigheid met elkander zullen leven, want uit het geloof volgt de liefde. Vergelijk Jes. 11:6.

Ac 4.32 Isa 11.6

16) geen oorlog

Zij zullen met elkander in Christelijken vrede leven, zonder twist en onenigheid, derhalve zullen zij den krijg niet behoeven te leren.

17) Komt,

Dat is, gij Isra‰lieten, die van Jakob afkomstig zijt. De profeet vermaant de Joden dat zij, achtervolgens het exempel der bekeerde heidenen, hetwelk hij hun heeft voorgedragen, ook de leer des Heeren aannemen zouden.

18) in het licht

Dat is, in de zaligmakende kennis Gods, die uit zijn Woord komende is.

Isaiah 25:6-7

17) de HEERE

Hier spreekt de profeet, alsook Jes. 25:7,10.

Isa 25.7,10

18) dezen berg

Dat is, in de Christelijke kerk, die door den berg Zion wordt afgebeeld.

19) allen volken

Zowel de heidenen als de Joden, die Hij door de predikatie van het heilig Evangelie tot zijne kennis roepen zal.

20) een vetten

Hebreeuws, een maaltijd van vettigheden. Geestelijkerwijze te verstaan, is dit en wat er volgt te zeggen dat God zijne uitverkorenen zijn overgrote genade in Christus zal deelachtig maken, namelijk de eeuwige vreugde en zaligheid, die Hij ons boven in den hemel heeft bereid. Vergelijk hiermede Ps. 22:27,30; Matth. 8:11, en Matth. 22:2. Zie de aantekening Ps. 36:9.

Ps 22.26,29 Mt 8.11 22.2 Ps 36.8

21) reinen

Of, gezuiverden wijn; dat is, waar geen hef in is, of die van den hef gezuiverd is, gelijk straks. Anders: die op den hef ligt.

22) van vet

Dat is, van vette welgemergde beesten.

23) verslinden

Dat is, teniet doen.

24) het bewindsel

Hebreeuws, het aangezicht des bewindsels, of deksels, bewonden, of gedekt, over, enz. en zo in het volgende; en versta, de blindheid en onwetendheid in goddelijke en hemelse zaken, waar alle heidenen in staken v¢¢r de verkondiging van het heilige Evangelie. Zie 2 Cor. 3:16.

2Co 3.16

25) en het deksel,

Dat is, waarmede alle nati‰n of aller heidenen ogen des verstands bedekt en als verblind zijn, aangaande goddelijke zaken. Hetgeen straks tevoren gezegd is, wordt met andere woorden wederhaald.

Hosea 2:15

39) Baal!

Willende kwanswijs God nog door den Ba„l vereren. Vergelijk Exod. 3:2,4,5, en Richt. 2:11. Het woord Ba„l betekent wel heer en meester, maar omdat zij het gewoonlijk den afgoden op zijn heidens gewoon waren te geven, zo verfoeit God dien titel.

Ex 3.2,4,5 Jud 2.11

Hosea 2:18

44) ondertrouwen in eeuwigheid;

Vergelijk Ef. 5:25, enz., waar de apostel de verborgenheid van dit geestelijke huwelijk [in de Heilige Schrift dikwijls vermeld] aanwijst; en zie voorts het Hooglied van Salomo.

Eph 5.25

45) gerechtigheid en in gericht,

Of, met, door; dat is, gerechtigheid en barmhartigheid zullen elkander in dit genadewerk vriendelijk ontmoeten en kussen. De aandachtige lezer kan deze woorden vergelijken met Ps. 85:10,11,12,13,14; Jes. 1:27, en Jes. 45:8,23,24,25; Jer. 23:6, en Jer. 33:14,15,16; Rom. 3:22,23,24,25,26, enz.

Ps 85.9,10,11,12,13 Isa 1.27 45.8,23,24,25 Jer 23.6 33.14,15 Jer 33.16 Ro 3.22,23,24,25,26

Hosea 14:4-6

14) Assur zal ons niet behouden,

Wij zullen ons heil en onze welvaart niet meer bij mensen of buiten U zoeken, want zulks is ijdelheid, ja ons verderf; zie Hos. 12:2, enz.

Ho 12.1

15) rijden

Wij zullen ons vertrouwen niet meer stellen op menselijke middelen, niet meer hier en daar reizen om verbond en hulp. Verg. Hos. 5:13, en Hos. 7:11, en Hos. 12:2.

Ho 5.13 7.11 12.1

16) paarden,

Hber. paard.

17) werk onzer handen

De afgodische beelden; zie Hos. 13:1,2, enz.

Ho 13.1,2

18) God.

Of, goden.

19) Immers

Alzo wordt het Hebr. woord ook gebruikt, 1 Sam. 15:20. Anders: watn toch, of dat toch, enz., biddenderwijze.

1Sa 15.20

20) wees bij U ontfermd worden.

Een zeer bewegenlijk besluit van dit boetvaardig en gelovig gebed, waarmede zij bekennen dat er voor hen nergens enig heil is dan bij God alleen, naardien zij op aarde [als een weeskind] van alle menselijke hulp verlaten zijn, en vertrouwen dat God zulke weesjes, tot Hem om genade schreiende, niet zal verstoten; verg. Klaagl. 5:3, en Ps. 10:14, en Ps. 68:6, en Ps. 146:9; Joh. 14:18.

La 5.3 Ps 10.14 68.5 146.9 Joh 14.18
21) Ik zal hunlieder

Een zeer lieflijk en vaderlijk antwoord en belofte Gods, op het voorgaande boetvaardig gebed.

22) genezen,

Vergevende al hun kwaad, en gevende mijn goed, gelijk zij begeerd hebben, Hos. 14:3; zie Ps. 30:3.

Ho 14.2 Ps 30.2

23) vrijwilliglijk liefhebben;

Of, mildelijk, uit goeder harte [gelijk men zegt]. Verg. Deut. 30:9; Jer. 32:41,42; Joh. 16:26,27, en zie van het Hebr. woord Lev. 7:16; Job 12:21.

De 30.9 Jer 32.41,42 Joh 16.26,27 Le 7.16 Job 12.21

24) hem gekeerd.

Namelijk Isra‰l, die terstond in het volgende vers genoemd wordt, en zie Hos. 14:2.

Ho 14.1
25) Ik zal Isra‰l zijn als de dauw;

Deze beloften, afbeeldende, door schone gelijkenissen, de genade van Jezus Christus en den overvloed der gaven van den Heiligen Geest, behoren allen tot het nieuwe genadeverbond, gegrond in den Messias, onze Heere Jezus Christus, in wien alle beloften ja en amen zijn, 2 Cor. 1:20, toebehorende het ganse Isra‰l, dat is, aan de ganse kerk der gelovige Isra‰lieten en heidenen. Verg. Hos. 13:14.

2Co 1.20 Ho 13.14

26) Libanon.

Dat is, de bomen die op den Libanon staan, [alzo in Hos. 14:7], alwaar de welriekende wierook, wast, waarvan men houdt dat deze berg zijn naam heeft; want Lebona heet wierook, en deze berg heet in het Hebr. Lebanon.

Ho 14.6

Joel 3:19

48) Egypte

Zie Joel 3:4.

Joe 3.4

49) woeste wildernis,

Gelijk in Joel 2:3.

Joe 2.3

50) om het geweld,

Hebr. om den wrevel, of het geweld der kinderen van Juda; dat is, dien zij aan Juda bewezen hebben. Verg. de manier van spreken met Jer. 2:2, en zie de aantekening aldaar.

Jer 2.2

Micah 4:4

7) Maar zij zullen zitten,

Door deze verbloemde manieren van spreken [genomen uit 1 Kon. 4:25], wordt afgebeeld het geestelijk vertrouwen en de vrede van de conscienti‰n, die de kerk van Christus heeft door het geloof in Hem; waarvan de staat van Salomo's rijk een voorbeeld was; verg. Ps. 72:7, enz; Zach. 3:10.

1Ki 4.25 Ps 72.7 Zec 3.10

8) er zal niemand zijn, die ze verschrikke;

Verg. Lev. 26:5,6; Jes. 11:6, enz.

Le 26.5,6 Isa 11.6

9) gesproken.

Daarom zal het zekerlijk volbracht worden.

Copyright information for DutKant