1 Kings 8:41-42

73) vreemde,

Versta, degenen, die van hun afgoderij tot den waren God zouden bekeerd zijn.

74) Uws Naams

Dat is, om den roem en lof, dien Gij hebt, zo van de schepping, onderhouding en regering aller dingen in het algemeen, als van de bezorging, bewaring en verlossing uwer kerk in het bijzonder. Zie 1 Kon. 8:42, en 2 Kron. 6:32.

1Ki 8.42 2Ch 6.32
75) hand,

Dat is, kracht, vermogen, alzo Deut. 3:24; Ps. 136:12. Zie Num. 11:23.

De 3.24 Ps 136.12 Nu 11.23

76) uitgestrekten arm

Alzo Ps. 136:12; Jer. 32:17.

Ps 136.12 Jer 32.17

Acts 8:27-28

28) een kamerling,

Grieks Eunuchus; dat is, gesnedene, gelijk zodanige meest voor kamerlingen bij grote vorstinnen gebruikt werden. Hoewel dit woord ook mede genomen wordt voor allerlei grote heren, die in der koningen hoven dienen; Gen. 37:36; Esth. 1:10.

Ge 37.36 Es 1.10

29) Candace,

Gelijk alle koningen in Egypte Farao genaamd werden, zo werden ook alle koningen van EthiopiĀ‰ of Morenland, hetwelk meest door vrouwen geregeerd werd, CandacĀ‚ genaamd. Zie Plinius lib. 6, cap. 29.

30) aan te bidden

Dat is, den godsdienst te plegen, die door God te Jeruzalem was opgericht, waarvan het aanbidden een der voornaamste delen was. Zie 1 Kon. 8:41.

1Ki 8.41
Copyright information for DutKant