1 Samuel 1:3

5) van jaar tot jaar

Hebreeuws, van dagen tot dagen. Het Hebreeuwse woord Jamim wordt in de Heilige Schrift dikwijls voor jaren gebruikt, en hier wordt gesproken van de drie jaarlijkse feestdagen der Joden. Zie Lev. 25:29.

Le 25.29

6) Silo;

Waar de tabernakel was; Joz. 18:1.

Jos 18.1

7) priesters des HEEREN,

Te weten, onder hun vader Eli, die hogepriester was.

1 Samuel 14:3

4) Ikabod,

Zie boven, 1 Sam. 4:21.

1Sa 4.21

5) was priester des HEEREN,

Of, van den priester des Heeren te Silo.

6) dragende

Of, droeg.

7) efod;

Versta hierbij ook den borstlap en urim en thummim, welken de hogepriester aantoog als hij den Heere om raad vraagde.

8) het volk wist niet,

Ja ook Saul en de priester wisten het niet.

1 Samuel 21:1

1) Nob,

Dit was een priesterlijke stad, niet ver van Anathoth, in den stam Benjamins, 1 Kon. 2:26, Neh. 11:32, waar te dezer tijd de ark des verbonds was. Hierdoor is het geschied, dat daar zoveel priesters bij elkander waren, gelijk verhaald wordt, 1 Sam. 22:18.

1Ki 2.26 Ne 11.32 1Sa 22.18

2) kwam bevende David tegemoet,

Hebreeuws, beefde David tegemoet. Vergelijk boven, 1 Sam. 13:7, en 1 Sam. 16:4.

1Sa 13.7 16.4

3) alleen,

Matth. 12:3,4, wordt vermeld van David en die met hem waren, van welken hier gezegd wordt dat David hun een zekere plaats te kennen gegeven had, alzo dat het schijnt, dat David alleen tot den priester gekomen is.

Mt 12.3,4

1 Chronicles 15:1

1) in zijn stad;

Dit was het bovenste deel der stad Jeruzalem, dat David van de Jebusieten met geweld gewonnen had. Zij werd de stad Davids genoemd, omdat David aldaar zijn woonplaats genomen had. Hebreeuws, En hij maakte zich huizen in Davids stad.

2) spande

Zie 2 Sam. 6:17.

2Sa 6.17

1 Chronicles 16:39-40

62) te Gibeon is;

Hier was de tabernakel gevoerd en opgericht, nadat Saul de priesters te Nob gedood had, 1 Sam. 22:19. Zie ook 1 Kron. 21:29; 2 Kron. 1:3.

1Sa 22.19 1Ch 21.29 2Ch 1.3
Copyright information for DutKant