‏ 1 Samuel 15:18

28) op den weg gezonden,

Dat is, op dezen aanslag en krijgstocht tegen de Amalekieten; alzo ook 1 Sam. 15:20.

1Sa 15.20

29) de zondaars,

Dat is de grote zondaars, uitmuntende in zonden en boosheid boven anderen. Vergelijk Gen. 13:13; Ps. 1:1; Matth. 9:10, en Matth. 11:19; Joh. 9:24,31.

Ge 13.13 Ps 1.1 Mt 9.10 11.19 Joh 9.24,31

‏ Psalms 1:1

1) Welgelukzalig

Als hebbende de belofte van het tegenwoordige en toekomende leven; 1 Tim. 4:8.

1Ti 4.8

2) de man

Dat is, een mens. Zie Job 12:10.

Job 12.10

3) niet wandelt

Dat is, naar de raad of aanraden zijn leven niet aanstelt; of niet gaat in hun raad, om boze stukken met hen te besluiten. Zie Job 21:16.

Job 21.16

4) goddelozen

Of, ongoddelijk, ongerechtigen, onvromen, bozen, onrustigen. Zie Num. 35:31.

Nu 35.31

5) staat op

Dat is, met hunne manier van leven, bozen handel en wandel gene gemeenschap heeft. Zie Gen. 6:12 en onder vs. 6.

Ge 6.12 Ps 1.6

6) zondaren

Die hun werk maken van het zondigen, in welken de zonde ten enenmale is heersende; alzo Ps. 1:5, en Ps. 26:9; Ps. 104:35. Pred. 2:26; Pred. 9:2. Jes. 65:20. Matth. 26:45. Rom. 5:8. Zie ook 1 Sam. 15:18.

Ps 1.5 26.9 104.35 Ec 2.26 9.2 Isa 65.20 Mt 26.45 Ro 5.8 1Sa 15.18

7) Gestoelte

Of, zetel, zitplaats [gelijk Ps. 107:32], waar samen zijn om, als verstokte en overgegeven booswichten, met alles wat goddelijk is hunne spotternij te drijven.

Ps 107.32
Copyright information for DutKant