1 Samuel 16:14

28) een boze geest van den HEERE

Dit was een dolheid of beroering van zinnen, welke de Satan in Saul verwekte, door Gods toelating en regering, waarmede Hij Saul rechtvaardiglijk strafte.

29) verschrikte hem.

Of, beroerde hem, maakte hem ongerust.

1 Samuel 18:10

15) boze geest Gods

Zie boven, 1 Sam. 16:15.

1Sa 16.15

16) profeteerde midden in het huis,

De zin is dat Saul, van den bozen geest gekweld wordende, als in verrukking van zinnen viel en vreemde gebaren betoonde. Vergelijk 1 Kon. 18:29 met de aantekeningen.

1Ki 18.29

17) speelde op snarenspel met zijn hand,

Te weten, om Saul van de onrust en kwelling des bozen ggestes te verlichten, en hem in zijn melancholie eerst aan het hof geroepen, boven, 1 Sam. 16:16.

1Sa 16.16

1 Samuel 19:9

2 Samuel 16:10

24) Wat heb ik met u te doen,

Hebreeuws, wat [is] mij en ulieden? of wat hebben ik en gijlieden? te weten, met elkander te doen. Alsof hij zeide: Wat zijt gij mij altijd lastig met uw toorn en hevigheid, waardoor gij geneigd zijt terstond met het zwaard vaardig te zijn. Alzo onder, 2 Sam. 19:22; Richt. 11:12, enz.

2Sa 19.22 Jud 11.12

25) Ja,

Of, dat hij vloekte.

26) gezegd:

Versta dit niet eigenlijk alsof God, •f uitwendiglijk door zijn woord, •f inwendiglijk door zijn Heiligen Geest zulks zou hebben bevolen; maar, door gelijkenis, van de heimelijke regering en voorzienigheid Gods, door welke Hij dezen Sime‹ den satan en zijn eigen boze lusten heeft overgegeven, en zijn boosheid, die hij van zichzelven had, alzo geregeerd, dat hij ze nu tegen David aanwendt, om dien vaderlijk te kastijden en te vernederen, en de boosheid van Sime‹ daarna rechtvaardiglijk te straffen. Vergelijk 1 Sam. 18:10,11; 1 Kon. 22:21,22; 1 Kron. 21:1, en boven, 2 Sam. 12:11,12, onder, 2 Sam. 24:1.

1Sa 18.10,11 1Ki 22.21,22 1Ch 21.1 2Sa 12.11,12 24.1

27) zeggen:

Te weten, tot den Heere. Alhoewel nu God David geen onrecht deed, zo beging nochtans Sime‹ een grote misdaad, die David oordeelde strafbaar te zijn. Zie 1 Kon. 2:9.

1Ki 2.9

2 Samuel 24:1

1) voer voort

Dit schijnt te zien op den voorgemelden driejarigen honger, waarvan boven, 2 Sam. 21:1, enz.

2Sa 21.1

2) Hij porde

Te weten, de Heere. Niet dat Hij zulks zou hebben ingegeven, maar omdat Hij, naar zijn rechtvaardig oordeel, door zijn verborgen regering, den satan zulks heeft willen toelaten, en hem gebruiken tot een verdiende straf der Isra‰lieten, en tot kastijding en vernedering van David; uit vergelijking van 1 Kron. 21:1, waar deze historie wordt wederhaald.

1Ch 21.1

3) tegen henlieden,

Te weten, tegen de Isra‰lieten; dat is, tot straf der Isra‰lieten. Anders, onder henlieden.

4) zeggende:

Zie boven, 2 Sam. 16:10, en vergelijk 1 Sam. 26:19, en 1 Kon. 22:22.

2Sa 16.10 1Sa 26.19 1Ki 22.22
Copyright information for DutKant