1 Samuel 17:34

38) weidde de schapen zijns vaders,

Hebreeuws, was weidende onder de schapen.

39) een schaap van de kudde weg.

Of, lam, of, geit.

Daniel 6:22

56) leef in eeuwigheid!

Anders: de koning leve in eeuwigheid; dat is, God verlene den koning een lang leven.

Mark 16:17-18

18) deze tekenen volgen:

Namelijk voorzoveel nodig zal zijn tot verbreiding en bevestiging der leer van het Evangelie. Want allen is de gave om wondertekenen te doen niet gegeven, 1 Cor. 12:28. En het is ook niet nodig, wanneer het Evangelie genoegzaam bevestigd is.

1Co 12.28

19) nieuwe tongen zullen zij spreken;

Dat is, met vreemde talen, die zij niet geleerd hadden, Hand. 2:4.

Ac 2.4
20) Slangen zullen zij opnemen;

Namelijk onbeschadigd, gelijk Paulus gedaan heeft, Hand. 28:5.

Ac 28.5

21) zij zullen gezond worden.

Grieks, zij zullen het wel hebben; dat is, het zal met hen wŠl worden.

Hebrews 11:33-34

79) koninkrijken hebben overwonnen,

Namelijk als Jozua een en dertig koningen, en David al de omliggenden rondom het land Kana„n heeft overwonnen.

80) gerechtigheid geoefend,

Namelijk niet alleen in het leiden van een rechtvaardig leven, maar ook in het oefenen van openlijke rechtzaken, gelijk vele godzalige rechters en koningen hebben gedaan.

81) de beloftenissen verkregen,

Dat is, de vervulling der beloften, die hun geschied waren, gelijk daar was de bezitting van het land Kana„n en van enige bijzonder weldaden, als aan Sara, Anna, enz., en ook in het algemeen van vergeving der zonden, aanneming tot kinderen en de erve van het eeuwige leven. Zie hiervoren Hebr. 11:16; Hand. 15:11.

Heb 11.16 Ac 15.11

82) de muilen der leeuwen toegestopt,

Namelijk gelijk Simson, Richt. 14:6; David, 1 Sam. 17:34, en Dani‰l, Dan. 6:23.

Jud 14.6 1Sa 17.34 Da 6.22
83) De kracht des vuurs hebben uitgeblust,

Namelijk gelijk de metgezellen van Dani‰l; Dan. 3:25.

Da 3.25

84) de scherpte des zwaards zijn ontvloden,

Grieks de monden des zwaards; namelijk gelijk David het zwaard van Saul, 1 Sam. 20; Elia het zwaard van Achab, 1 Kon. 19; Elisa het zwaard der Syri‰rs, 2 Kon. 6.

85) uit zwakheid krachten hebben gekregen,

Namelijk gelijk Job, Job 42; David, Ps. 6; Hiskia, Jes. 38.

86) in den krijg sterk geworden zijn,

Namelijk gelijk vele rechters en koningen.

87) heirlegers der vreemden op de vlucht hebben gebracht.

Namelijk gelijk Jonathan; 1 Sam. 14.

Copyright information for DutKant