1 Samuel 25:34

57) u kwaad te doen,

Versta hierbij, en uw ganse huisgezin; gelijk ik onvoorzichtiglijk in mijn toorn gezworen had, 1 Sam. 25:22.

1Sa 25.22

1 Kings 14:10

18) kwaad

Dat is, ongeluk, straf, wraak. Zie Gen. 19:19.

Ge 19.19

19) huis van

Dat is, geslacht. Alzo in het volgende; idem 2 Sam. 3:10, en 2 Sam. 9:3, en onder, 1 Kon. 16:3.

2Sa 3.10 9.3 1Ki 16.3

20) wat mannelijk is,

Versta hierdoor, een gehele en uiterste verstoring, waarin niemand gespaard wordt, zelfs ook niet een hond; alzo 1 Sam. 25:22,34, en onder, 1 Kon. 16:11, en 1 Kon. 21:21, en 2 Kon. 9:8.

1Sa 25.22,34 1Ki 16.11 21.21 2Ki 9.8

21) den beslotene

Zie de verklaring dezer manier van spreken Deut. 32:36.

De 32.36

2 Kings 9:8

16) wat mannelijk is,

Zie 1 Kon. 14:10.

1Ki 14.10

17) den beslotene

Dat is, ik zal niemand laten overblijven. Zie Deut. 32:36.

De 32.36
Copyright information for DutKant