1 Samuel 31:1

1) dan streden tegen Isra‰l;

Hierom komt de schrijver van dit boek wederom tot de historie, die hij in 1 Sam. 26: gelaten heeft, om ondertussen te verhalen wat David middelertijd gedaan heeft tegen de Amalekieten, die in zijn afwezen Ziklag geplunderd en verbrand hadden. Dit hoofdstuk komt bijna van woord tot woord overeen met 1 Kron. 10.

2) verslagen op het gebergte Gilboa.

Hebreeuws eigenlijk, doorstoken.

2 Samuel 1:21

35) Gij, bergen van Gilboa,

Dit dient tot beweging en schrik der Isra‰lieten over de zaken, die aldaar gebeurd waren. Vergelijk Richt. 5:23; Job 3, en elders.

Jud 5.23

36) noch velden der hefofferen;

Dat is, er moeten op deze bergen geen vruchtbare velden zijn, waarvan men hefoffers zou kunnen doen. Of, op de verheven velden, hoge velden. Hebreeuws, velden der verheffingen.

37) smadelijk weggeworpen,

Of, verfoeilijk, verachtelijk.

38) hij niet gezalfd ware geweest met olie.

Namelijk, Saul, die zo smadelijk en verachtelijk gevallen was, dat het zeer deerlijk was voor een gezalfde des Heeren. Anderen duiden het op Sauls schild; gelijk men in dien tijd de schilden [als met leder overtrokken] met olie placht te zalven; zie Jes. 21:5. Anders, zonder den gezalfde met olie; dat is, afgezonderd van den gezalfde enz.; namelijk van Saul.

Isa 21.5
Copyright information for DutKant