‏ 2 Chronicles 2

1) dacht

Hebreeuws, zeide; te weten, bij zichzelven, schikte, nam voor, was bedacht, had besloten. Zie 1 Kon. 5:3 en de aantekening daarop.

1Ki 5.3

2) den Naam des HEEREN

Dat is, den Heere. Zie 1 Kon. 5:3; idem Deut. 28:58.

1Ki 5.3 De 28.58

3) huis te bouwen,

Dat is, een tempel. Vergelijk Gen. 28:17,22.

Ge 28.17,22

4) huis voor zijn koninkrijk.

Dat is, een koninklijk paleis, waarin hij, en die hem in het rijk zouden navolgen, wonen zouden. Alzo onder, 2 Kron. 2:12.

2Ch 2.12
5) die houwen

Zie 1 Kon. 5:15.

1Ki 5.15

6) gebergte;

Namelijk, Libanon. Zie 1 Kon. 4:33.

1Ki 4.33

7) zes honderd

Zie 1 Kon. 5:16.

1Ki 5.16

8) opzieners

Of, bevelhebbers of aandrijvers. Deze waren als provoosten, die over die werklieden opzicht hadden om het werk voort te drijven. Zie 2 Kron. 2:18.

2Ch 2.18
9) Huram,

Zie van dezen koning ook 1 Kon. 5:1, waar hij Hiram genoemd wordt.

1Ki 5.1
10) Hem

Dat is, hem ter ere en den mensen ter zaligheid wijde tot de openbare en plechtige werken van den heiligen godsdienst. Vergelijk Lev. 8:10.

Le 8.10

11) gedurigen

Versta, de twaalf toonbroden, genoemd een gedurig brood, Num. 4:7, omdat zij altijd op de heilige tafel moesten liggen, zijnde tot zulk een einde daarop vernieuwd telken sabbatdag; Exod. 25:30; Lev. 24:8.

Nu 4.7 Ex 25.30 Le 24.8

12) voor eeuwig

Hebreeuws, in eeuwigheid; dat is, gedurende den tijd der wet. Zie Gen. 13:15.

Ge 13.15
13) ja,

Zie 1 Kon. 8:27.

1Ki 8.27

14) ten ware

De zin is, dat hij dat huis niet wilde bouwen opdat God naar zijn wezen, dat oneindig is, daarin besloten, maar naar zijn geopenbaarden wil gediend zou worden.

15) wijzen man,

Kunstigen werkmeester, en alzo in het volgende.

16) algummimhout

Zie van dit hout 1 Kon. 10:11, waar het genaamd wordt almuggimhout.

1Ki 10.11
17) kor

Zie van deze maat 1 Kon. 4:22, en vergelijk deze plaats met 1 Kon. 5:11, en met de aantekening daarop.

1Ki 4.22 5.11

18) geven;

Hebreeuws, ik heb gegeven; dat is, vastelijk verordend te geven.

19) bath wijn,

Zie van deze maat 1 Kon. 7:26.

1Ki 7.26
20) antwoordde

Hebreeuws, zeide.

21) kloek

Hebreeuws, wetende voorzichtigheid en verstand, alzo in het volgende.

22) Huram Abi;

Anders, Huram mijn vader, of Huram mijns vaders, of die mijns vaders Huram geweest is, anders genoemd Huram Abiu, onder, 2 Kron. 4:16. Dat is, Huram zijn vader, of zijns vaders.

2Ch 4.16
23) vrouw

Die weduwe was, 1 Kon. 7:14.

1Ki 7.14

24) dochteren van Dan,

Dat is, een der vrouwen, die uit den stam van Dan waren. Enigen menen dat zij gezegd werd, 1 Kon. 7:14, van den stam van Nafthali geweest te zijn; maar dat de koning Hiram haar hier rekent tot den stam van Dan, uit onwetendheid dezen stam noemende voor den stam van Nafthali; gelijk somtijds in de Heilige Schriftuur enigen worden ingevoerd te spreken, niet naar de waarheid, maar naar hun mening, welke woorden de Heilige Geest wel verhaalt, maar daarom niet toestemt; gelijk 1 Sam. 4:8; Mark. 6:1; Joh. 1:45, enz. Zie nog andere verklaring dezer plaats, 1 Kon. 7:14.

1Ki 7.14 1Sa 4.8 Mr 6.1 Joh 1.44 1Ki 7.14

25) vernuftigen

Hebreeuws, bedenking; dat is, allerlei kunstig werk, hetwelk een vernuftig kunstenaar met rijpe zinnen zou mogen uitvinden.

26) die hem zal voorgesteld worden,

Of, gelijk als, of naar dat hem zal voorgesteld worden.

27) Jafo

Anders genaamd, Joppe, Hand. 10:32, een stad, gelegen in de pale van den stam van Dan, aan de Middellandse zee. Zie Joz. 19:46; Ezra 3:7; Jona 1:3.

Ac 10.32 Jos 19.46 Ezr 3.7 Jon 1.3
28) vreemde mannen,

Deze vreemdelingen waren Kana„nieten, die nog in het land waren overgebleven, welker vaderen de Isra‰lieten niet hadden uitgeroeid, gelijk God nochtans hun zulks geboden had. Zie 2 Kron. 8:7.

2Ch 8.7
29) lastdragers,

Alzo wordt het Hebreeuwse woord genomen, onder, 2 Kron. 34:13; Neh. 4:10.

2Ch 34.13 Ne 4.10

30) gebergte,

Te weten, Libanons.

31) opzieners,

Zie boven, 2 Kron. 2:2.

2Ch 2.2
Copyright information for DutKant