2 Chronicles 36:17
29) den koning Namelijk, Nebukadnezar. 30) Chaldeen, Zie 2 Kon. 24:2. 2Ki 24.2 31) heiligdoms Versta, den tempel, dien zij ontreinigd hadden, boven, 2 Kron. 36:14. 2Ch 36.14 32) hij verschoonde Te weten, de koning van Babel, of ook wel, de Heere verschoonde niet, gelijk Hij gedreigd had in zijn wet. Zie een samenvatting hiervan Deut. 32:22,23,24. De 32.22,23,24 33) jongelingen In het Hebreeuws staan deze woorden in het enkelvoudig getal, jongeling, maagd, enz. 34) Hij gaf Namelijk, God de Heere. 35) zijn hand. Namelijk, van den koning van Babel.
Copyright information for
DutKant