2 Kings 10:6

12) mannen,

Men oordeelt uit het Hebreeuwse woord dat enige dezer zonen of nakomelingen van Achab tot redelijken ouderdom gekomen waren, welke, gelijk zij navolgers van Achabs boosheid konden zijn, ook deelachtig zijn geworden zijner straffen, naar het rechtvaardig dreigement Gods; Exod. 20:5; Deut. 5:9.

Ex 20.5 De 5.9

13) groten stad,

Dat is, de voornaamsten van staat en waardigheid. Vergelijk onder, 2 Kon. 25:9, en zie de aantekeningen.

2Ki 25.9

14) opvoedden.

Hebreeuws, groot maakten.

2 Kings 25:9

15) huizen der groten

Anders, grote huizen. Versta, de huizen der rijken en machtigen, die van grote middelen of staat geweest waren. Dezen moesten voornamelijk lijden. Waaruit het schijnt dat enige kleine huizen van schamele en slechte lieden zijn verschoond geweest. Groten worden voor rijken genomen, Gen. 24:35, en Gen. 26:13; 1 Sam. 25:2; idem voor lieden van staat, 2 Kon. 10:6; Jona 3:7, van beiden kan het woord hier genomen worden, als ook Lev. 19:15.

Ge 24.35 26.13 1Sa 25.2 2Ki 10.6 Jon 3.7 Le 19.15

Jeremiah 5:5

10) Ik zal gaan

Hebreeuws, ik zal mij gaan, naar der Hebre‰n manier van spreken.

11) juk verbroken,

Vergelijk Ps. 2:3.

Ps 2.3
Copyright information for DutKant