2 Kings 14:25-28
37) bracht ook weder Te weten, onder het gebied der koningen Israls. Zie boven, 2 Kon. 13:25. 2Ki 13.25 38) Hamath, Zie hiervan Num. 13:21, en Num. 34:8. Nu 13.21 34.8 39) de zee Zie ook van deze zee Deut. 3:17. De 3.17 40) den dienst Hebreeuws, door de hand. 41) Jona, Deze is dezelfde, die van den Heere naar Ninev gezonden werd, en wiens profetie wij bij de andere profeten in den Bijbel hebben. 42) Gath-hefer was. Een stad, gelegen in den stam van Zebulon; Joh. 19:13. Joh 19.13 43) bitter was, Of, wederspannig; dat is, zeer hard en zwaar, welke wederspannigheid sommigen ook duiden op Isral, als die zeer wederspannig geweest was, en daarom gestraft. 44) opgeslotenen Zie van deze manier van spreken Deut. 32:36; idem 1 Kon. 14:10; en 1 Kon. 21:21. De 32.36 1Ki 14.10 21.21 45) dat Hij den naam De Heere heeft wel kort daarna door den profeet Hosea laten voorzeggen den ondergang van het huis Israls en de eindelijke verstoting van dit volk, gelijk men zien mag Hos. 1:5,6,9; en heeft zulks ook dadelijk uitgevoerd, 2 Kon. 17:18. Maar Hij heeft dat nog op dezen tijd niet willen doen, maar door zijn grondeloze barmhartigheid Isral nog verschoond, om des verbonds wil, dat Hij met hun vaderen gemaakt had. Zie ook 2 Kon. 13:23. Ho 1.5,6,9 2Ki 17.18 13.23 46) Damaskus en Hamath, Deze twee steden zijn door David en Salomo gewonnen, 2 Sam. 8:6; en 2 Kron. 8:3, en daarom behoorden zij den koningen van Juda, als zij nog koningen waren over gans Isral. Maar als die daarna verloren en door de Syrirs hem afgenomen waren, 1 Kon. 11:24, zo heeft deze Jerobeam ze in zijn tijd weder gewonnen, niet voor de koningen van Juda, maar voor de koningen Israls. 2Sa 8.6 2Ch 8.3 1Ki 11.24
Copyright information for
DutKant