2 Kings 20
1) die dagen Te weten, nadat het heir der Assyrirs verslagen en Judea daarvan verlost was, hetwelk men houdt geweest te zijn in het veertiende jaar van Hizkia's regering. 2) Geef bevel Dat is, stel orde rakende uw uitersten wil, over hetgeen gij begeert, dat van uwentwege na uw dood gedaan zal worden. Dat is zoveel als: maak uw testament. Alzo 2 Sam. 17:23; Jes. 38:1. 2Sa 17.23 Isa 38.1 3) gij zult sterven, Hebreeuws, gij zijt dood, of stervende; dat is, gij zult haast sterven. Zie Gen. 20:3. Versta deze dreiging, met een verzwegen conditie; zo hij zich niet vernederde en God bad om genade. Vergelijk Jona 3:4,10. Ge 20.3 Jon 3.4,10 4) keerde hij Te weten, opdat hij zijn ogen afgekeerd hebbende van de mensen, zijn gemoed te beter keren zou tot God, om ernstiglijk te bidden. 5) in waarheid Of, introuwe, trouwelijkheid. 6) volkomen hart Zie 1 Kon. 8:61. 1Ki 8.61 7) weende gans zeer. Hebreeuws, weende een groot geween, of met een groot geween. Hij weende niet zozeer uit vrees van den dood, als omdat hij bekommerd was over Gods volk, den zuiveren godsdienst en den staat des rijks. 8) middelvoorhof Te weten, van het huis des konings, welk voorhof het andere voorhof genaamd wordt, 1 Kon. 7:8. Anders, uit de middelstad; dat is, uit het middelste deel der stad, hetwelk was tussen den burg en het uiterste deel der stad. Men meent dat de stad Jeruzalem drie delen heeft gehad: I. de stad Davids op den berg Zion, waar de koninklijke brug was; II. het middelste deel der stad; III. het resterende en uiterste deel derzelve. Vergelijk onder, 2 Kon. 22:14; 2 Kron. 34:22; Zef. 1:10. 1Ki 7.8 2Ki 22.14 2Ch 34.22 Zep 1.10 9) toedoen, Versta dit ten aanzien van de natuur der ziekte, die met den dood vermengd was, en niet ten aanzien van het voornemen Gods, die besloten had door zijn almogende kracht de ziekte te genezen en den koning nog vijftien jaren in het leven te behouden. 10) zal u Te weten, door de Assyrirs van het hervatten van den oorlog te verhinderen. 11) om Mijnentwil, Zie boven, 2 Kon. 19:34. 2Ki 19.34 12) om Mijns knechts Zie 1 Kon. 11:12. 1Ki 11.12 13) genezen. Hebreeuws, leefde. Alzo boven, 2 Kon. 8:8. Dat is, hij werd gezond, te weten, niet zozeer door de natuurlijke kracht der vijgen [die daartoe wel een dienstig middel zijn] als wel voornamelijk door de bijzondere en overnatuurlijke kracht en zegen des Almogenden. 2Ki 8.8 14) had gezegd Niet uit ongeloof, gelijk de schriftgeleerden en farizen een teken begeerden, Matth. 12:38, maar uit een oprechte genegenheid om zijn geloof te versterken, overmits deze belofte des levens regelrecht scheen te strijden tegen het voorgegaan dreigement des doods. Vergelijk Richt. 6:17. Mt 12.38 Jud 6.17 15) Zal de Of, de schaduw is tien graden voortgegaan, zal zij tien graden wederkeren? 16) schaduw Te weten, die door het schijnen der zon van den wijzer over het uurwerk gemaakt werd. 17) graden Hebreeuws, opklimmingen, trappen. Versta, de tekenen of streken, of linin in het uurwerk, door welke de uren onderscheiden en van den wijzer afgetekend waren. Dit is een groot wonderwerk Gods geweest. Aangaande de graden of linin, of ze halve of gehele uren betekenen, en dergelijke omstandigheden meer, daarvan is verscheiden gevoelen. 18) voorwaarts gaan, Dat is, haastiglijk en als in n ogenblik op een extraordinaire wijze, naar het westen. 19) achterwaarts keren? Dat is, naar het oosten. 20) licht, Als met den ordinairen loop der zon meer overeenkomende, hoewel ook mirakuleus. 21) graden van Achaz' Dat is, in den zonnewijzer, dien zijn vader Achaz had laten maken. 22) zond Berodach Te weten, om Hizkia geluk te bieden over zijn verkregen gezondheid en om te vernemen naar het mirakel, dat in de zon geschied, [Jes. 38:8], en in Chaldea mede aangemerkt was; 2 Kron. 32:31. Isa 38.8 2Ch 32.31 23) Baladan De koning van Babyloni, ook genoemd Merodach, Jes. 39:1, en in de wereldse historin. Isa 39.1 24) hoorde Te weten, met blijdschap. Zie Jes. 39:2. Isa 39.2 25) hen, Versta, de boden, of heren, die de voorgemelde brieven met het geschenk gebracht hadden. Dezen heeft Hizkia vlijtiglijk toegeluisterd over hetgeen dat zij hem aandienden of vraagden. 26) schathuis, Of, specerijhuis. Versta, een huis, waarin allerlei lieflijke reukwerken en kostelijke goederen opgesloten waren. 27) wapenhuis, Hebreeuws, een huis der vaten, of, instrumenten. Versta, wapenen, of zilveren en gouden juwelen, en allerlei kostelijk getuig van kleinodin. 28) des HEEREN woord. Te weten, dat de Heere te zijner tijd uitvoeren zal, omdat gij u verhovaardigd hebt met het trotsig vertonen uwer schatten en rijkdommen. 29) dat al wat in uw huis is, Zie de vervulling hiervan onder, 2 Kon. 24:13, en 2 Kon. 25:13; Jer. 52:17. 2Ki 24.13 25.13 Jer 52.17 30) zullen zij van uw zonen, Zie de vervulling hiervan onder, 2 Kon. 24:25. 31) hovelingen zijn Dat is, hofdienaars. Zie Gen. 37:36. Ge 37.36 32) Zou het niet, Te weten, goed zijn? Of, is het niet [alzo?] Zie gelijke manier van spreken 1 Sam. 10:1. Goed is hier genoemd, dat tezamen rechtvaardig en genadig is; rechtvaardig, omdat hij en het land straffen verdiend hadden; genadig, omdat God aan hem en zijn volk, hoewel onwaardig, nog weldadig was. 1Sa 10.1 33) vijver Zie van dezen vijver boven, 2 Kon. 18:17; Neh. 3:16. 2Ki 18.17 Ne 3.16 34) gebracht heeft, Te weten, om het den vijand te benemen. Zie 2 Kron. 32:3,4,30. 2Ch 32.3,4,30
Copyright information for
DutKant