2 Kings 6:32-33

36) oudsten

Men houdt dezen geweest te zijn, •f enigen van de voornaamsten des volks, die bij Elisa gekomen waren om bij hem troost te halen, •f enige profeten of zonen der profeten en godvrezenden onder het volk, die de voorgangers waren der gelovigen in Isra‰l, nog overgebleven. Zij worden de oudsten genoemd, niet omdat zij allen oud van jaren geweest zijn, maar alle oud in gaven des verstands, in waardigheid huns werks en in vromigheid des levens, hoewel enigen jong van jaren.

37) hem.

In dezen zwaren en benauwden tijd bezig zijnde met leren, vermanen, troosten en bidden voor Gods volk en het gemenebest.

38) een man

Wie deze geweest is, zie onder, 2 Kon. 7:2.

2Ki 7.2

39) gezien,

Te weten, in een profetisch gezicht, hetwelk de Heere mij nu vertoond heeft. Van een gelijk gezicht, zie boven, 2 Kon. 5:26.

2Ki 5.26

40) des moordenaars

Namelijk van Achab, door wiens toedoen de bewilliging Naboth en de profeten des Heeren vermoord waren, 1 Kon. 18:4, en 1 Kon. 21:9.

1Ki 18.4 21.9

41) en dringt hem

Dat is, houdt hem, namelijk den bode, met kracht buiten het huis, opdat hij niet inkome en mij verhindere het woord te spreken, dat de HEERE mij bevolen heeft te spreken.

42) is niet

Dat is, volgt hem de koning Joram, die hem gezonden heeft, niet straks op de hielen? Hij wil zeggen, zekerlijk ja. Zie Gen. 13:9.

Ge 13.9

43) geruis

Zie dergelijke manier van spreken 1 Kon. 14:6.

1Ki 14.6
44) hen sprak,

Te weten, met de oudsten.

45) hij zeide:

Te weten, de bode, in den naam en uit last des konings. Anderen menen dat de koning zelf dit zou gesproken hebben, zijnde v¢¢r den bode tot des profeten huis gekomen, overmits hij zich gehaast zou hebben om den bode voor te komen en den dood des profeets, waarvan hij berouw had, te verhinderen.

46) kwaad

Versta, den kindermoord, veroorzaakt door den honger.

47) zou ik

Woorden van een goddeloos en ongelovig mens, die de beloften der goddelijke hulp, verkondigd door den profeet Elisa, smadelijk verwerpt.

2 Kings 7:17-18

30) op wiens hand

Zie boven, 2 Kon. 7:2.

2Ki 7.2

31) die poort

Door welke men ging naar het leger der Syri‰rs.

32) volk

Te weten, dat met grote menigte en in haast ten dele uit de stad zocht te wezen, zeer begering naar de spijs en den buit, die in het leger en daar buiten met overvloed te bekomen waren, ten dele inkwam, geladen met spijs, drank, klederen, wapens, enz., en medebrengende veel beesten.

33) Morgen

Zie boven, 2 Kon. 7:1.

2Ki 7.1
Copyright information for DutKant