2 Kings 8:1

1) huisgezin,

Hebreeuws, huis. Zie Gen. 7:1.

Ge 7.1

2) heeft een honger

Dat is, heeft naar zijn gerechtigheid een duren tijd over het land gezonden, als zijn dienaar en scherprechter om zijne straffen uit te voeren. Zie mede Ps. 105:16. Zo wordt ook God gezegd andere plagen te roepen, even alsof zij levende en redelijke schepselen waren, bekwaam om te verstaan en gewillig om te gehoorzamen; Jer. 25:29; Hagg. 1:11.

Ps 105.16 Jer 25.29 Hag 1.11

Jeremiah 47:6-7

17) zwaard des HEEREN!

Vergelijk boven Jer. 25:29; Ezech. 21:8,9, enz. Sommigen nemen dit als ene klacht der Filistijnen over hunne ellende.

Jer 25.29 Eze 21.8,9

18) Hoe lang zult gij niet stil houden?

Dat is, hoe lang zal het duren eer gij stilhoudt?

19) Vaar in uw schede,

Hebreeuws, wordt verzameld, verzamel u; dat is, geef u weder in het deksel uwer schede. Van het gebruik van dit woord, zie Ps. 26:9.

Ps 26.9
20) Hoe zoudt gij stil houden?

Dit zijn de woorden van den profeet.

21) Hij het besteld.

De Heere heeft het zwaard aldaar zijn plaats en tijd verordineerd om te woeden. Vergelijk Ezech. 25:16; Micha 6:9, en Zef. 2:5,6.

Eze 25.16 Mic 6.9 Zep 2.5,6
Copyright information for DutKant