2 Samuel 8:13
25) in het Zoutdal, Te weten, maakte hij zich een naam, of, [staande] in het Zoutdal, enz. waarvan zie 2 Kon. 14:7. Dit dal lag aan het zuidelijke einde van de Zoutzee, aan het oostelijke einde van het gebergte der Edomieten of Ser. 2Ki 14.7 26) achttien duizend. Van de Edomieten, zie 1 Kron. 18:12, waarop 2 Sam. 8:14 past. Vergelijk ook Ps. 60:2. 1Ch 18.12 2Sa 8.14 Ps 60.1Psalms 60:1
1) gouden Zie Ps. 16:1. Ps 16.1 2) tot Hebr. om te leren; dat is Gods kerk te onderwijzen van hetgeen in dezen psalm begrepen is. 3) opperzangmeester, Zie Ps. 4:1. Ps 4.1 4) schuschan eduth; Dit wordt bij sommigen overgezet zessnarig instrument der getuigenis, vertsaande door getuigenis de ark der getuigenis, waarin de twee tafelen der wet lagen, genaamd de getuigenis, Exod. 40:5-20; voor welke deze psalm in het voorhof der priesters zou gezongen worden. Zie wijders van het Hebr. woord Schuschan, Ps. 45:1. Ex 40.5-20 Ps 45.1 5) Syrirs Hebr. Aram [dat is Syri] der twee rivieren; dat is Mesopotami. Zie Gen. 24:10. Ge 24.10 6) Zoba, Zie 2 Sam. 8:3. 2Sa 8.3 7) Joab 2 Sam. 8:13, staat geschreven dat David in het Zoutdal achttien duizend verslagen heeft; en 1 Kron. 18:12 wordt dat aan Abisa toegeschreven. Hier wordt verhaald dat Joab twaalf duizend aldaar geslagen heeft. Zo dit geen andere slag geweest is, kan men deze drie plaatsen alzo vergelijken, dat David [als koning] door deze zijne twee krijgsoversten op verscheidene malen [als in twee of meer tochten] zoveel Edomieten daar geslagen heeft, dat zij tezamen uitmaken het getal van achtien duizend, waarvan Joab twaalf duizend geslagen heeft. 2Sa 8.13 1Ch 18.12 8) wederkwam Van den krijg tegen de Syrirs, terugkerende naar de zuidergrenszen van Kanan om te strijden tegen de Edomieten, die aldaar woonden. Toen maakte David dezen psalm. Verg. onder Ps. 60:11,12,13, waarop de overwinning gevolgd is. Ps 60.9,10,11 9) sloeg Anders, geslagen had, menende dat David dezen psalm gemaakt heeft na de victorie. 10) verstoten, Dit ziet op de nederlagen en verwoestingen, die Isral geleden had, zo ten tijde als Saul met zijne zonen en het ganse heirleger verslagen was van de Filistijnen, [zie 1 Sam. 31:6,7], als op den gevolgden langen inlandsen krijg tussen het huis van Saul en David, 2 Sam. 3:1; idem de voorgaande ellende, die Isral dikwijls overkomen waren in de laatste tijden der richters, Richt. 13:1, en Richt. 15:11; 1 Sam. 4:2,10,11, en 1 Sam. 13:19. 1Sa 31.6,7 2Sa 3.1 Jud 13.1 15.11 1Sa 4.2,10,11 13.19 11) keer Of, Gij zult weder tot ons keren. Dezen troost kon David scheppen uit de victorie, die God bereids verleend had tegen de Syrirs, en voorts uit de oorzaak onder Ps. 60:8 verhaald. Ps 60.6
Copyright information for
DutKant