2 Thessalonians 3:6

12) in

Dat is, als gelast zijnde, of gezag daartoe hebbende van Christus. Zie 2 Cor. 5:19, 2 Cor. 5:20.

2Co 5.19,20

13) dat

Dat is, schuwt, geen gemeenzamen omgang houdt met zodanigen; namelijk nadat behoorlijke kennis in de gemeente daarvan is genomen, en hij, vermaand zijnde, ongehoorzaam blijft. Zie Matth. 18:15, enz. ;1 Cor. 5:11 en hierna 2 Thess. 3:14.

Mt 18.15 1Co 5.11 2Th 3.14

14) broeder

Dat is, die belijdenis doet van het geloof in Christus, hoewel hij zulks niet recht beleeft, gelijk Paulus verklaart 1 Cor. 5:11.

1Co 5.11

15) die

Dit kan hier in het algemeen voor alle ongeregeldheid worden genomen, waardoor ergenis wordt gegeven in de gemeente God; of van die bijzondere ongeregeldheid, waarvan hij 2 Thess. 3:11 nadere verklaring doet; namelijk dergenen die ledig omgingen en ijdele dingen pleegden, zonder hun beroep behoorlijk waar te nemen, gelijk het vervolg schijnt te vereisen.

2Th 3.11

16) de inzetting

Dat is, bevelen en vermaningen, gelijk hier voor 2 Thess. 2:15.

2Th 2.15
Copyright information for DutKant