3 John
60) bewaart uzelven Dat is, wacht u en draagt zorg, dat gij u met geen afgoderij besmet. 61) afgoden. Amen. Dat is, valse goden, of beelden, die tot afgoderij misbruikt worden, dat gij deze generlei eer of dienst betoont, daar dit met de christelijke religie en den waren godsdienst geenszins kan bestaan. 1) ouderling Waarom Johannes zichzelf zo noemt, zie 2 Joh.:1. 2) Gajus, Wie deze Gajus geweest is wordt nergens elders verklaard tenzij hij een van die is geweest waarvan men leest Hand. 19:29, en Hand. 20:4; Rom. 16:23; 1 Cor. 1:14. Ac 19.29 20.4 Ro 16.23 1Co 1.14 3) welken ik in Zie 2 Joh.:1. 4) voor alle dingen Of in alles. 5) gelijk uw ziel welvaart. Namelijk daar zij begaafd is met de kennis der zaligmakende en gezonde leer, en met velerlei christelijke deugden; dat, gelijk gij ene gezonde ziel hebt, gij zo ook een gezond lichaam moogt hebben. 6) waarheid, gelijk Dat is, oprechtheid; 1 Joh. 3:18. 1Jo 3.18 7) in de waarheid wandelt. Zie 2 Joh.:4. 8) mijn kinderen in Dat is, discipelen, die ik door de prediking van het Evangelie heb geboren, gelijk Paulus spreekt van de Corinthirs, 1 Cor. 4:15. 1Co 4.15 9) trouwelijk, Dat is, gelijk een getrouw uitdeler der goederen, die u de Heere daartoe verleend heeft, betaamt. Zie Luk. 12:42; 1 Cor. 4:2. Lu 12.42 1Co 4.2 10) in al hetgeen Dat is, dat gij hen in uw huis ontvangt, herbergt en onderhoudt. 11) de vreemdelingen, Dat is, die behalve dat zij broeders en gelovigen zijn, ook om des Evangelies wil in vreemde landen zich moeten ophouden. 12) uw liefde, Dat is, uw milddadigheid, die gij uit liefde aan hen betoond hebt. 13) in de tegenwoordigheid Dat is, openlijk in de vergadering der gemeente, waarin ik mij nu ophoud; welke vele oude leraars menen geweest te zijn de gemeente van Efeze. 14) geleide doet, Dat is, niet alleen hen uitgeleide doet, een eind van den weg met hen gaande, maar hen ook verzorgende van hetgeen hun tot de reis zal nodig zijn. Zie Hand. 27:3, en Hand. 28:10. Ac 27.3 28.10 15) gelijk het Gode Grieks Gode waardig. Zie Col. 1:10; 1 Thess. 2:12. Col 1.10 1Th 2.12 16) voor Zijn Naam Dit kan verstaan worden, f dat deze broeders uit hun vaderland gegaan zijn in vreemde landen, om daar het Evangelie te prediken onder de heidenen; f, dat zij om den dienst van God en de belijdenis der christelijke leer, uit hun vaderland hebben moeten gaan en vluchten in vreemde landen. Het eerste is het waarschijnlijkst, naar het volgende 3 Joh. 1:8. 3Jo 1.8 17) niets nemende Namelijk voor hun dienst, maar voor niet het Evangelie predikende, om geen verhindering te geven aan het Evangelie van Christus, gelijk Paulus ook gedaan heeft; 1 Cor. 9:12. 1Co 9.12 18) de zodanigen Namelijk gelijk in het voorgaande vers 3 Joh. 1:7 beschreven worden. 3Jo 1.3 Joh 1.7 19) te ontvangen, Namelijk in onze huizen, te herbergen en verzorgen van hun lichamelijke nooddruft. 20) medearbeiders mogen Daarmee ook mogen helpen bevorderen de verbreiding der ware leer van het Evangelie. 21) aan de Gemeente Namelijk waarvan Gajus f een leraar, f een voortreffelijk lidmaat was. Wie deze gemeente geweest is, wordt nergens aangewezen. 22) geschreven; Namelijk aangaande deze zaak, om deze broeders aan hun aan te bevelen. Hoewel wij dezen brief niet hebben, daaruit kan niet besloten worden, dat er iets zou ontbreken aan de volmaaktheid der heilige Schrift; dewijl het maar een brief is geweest van aanbeveling, en zo er iets in dien brief geschreven is geweest ter zaligheid nodig, dat wordt in andere boeken der heilige Schrift genoeg gevonden; en Johannes zelft getuigt dat zijn Evangelie genoegzaam is, om te geloven en zalig te worden; Joh. 20:31. Joh 20.31 23) zoekt de eerste Dat is, die uit eergierigheid boven zijn medebroeders zich verheffende, tracht om deze te overheersen en al het gezag aan zich alleen te trekken. 24) neemt ons niet aan. Dat is, acht mij, noch mijn schrijven en voorspreken niet. 25) indien ik kom, Namelijk tot u, gelijk ik hoop dat haast geschieden zal, 3 Joh. 1:14. 3Jo 1.14 26) in gedachtenis brengen Dat is, hemzelf voor ogen stellen en de gemeente bekend maken, dat zij het moge weten en bedenken. 27) zijn werken, die Namelijk die hij hier beschrijft. 28) boze woorden Dat is, lasterlijke. 29) snaterende tegen Dat is, beuzelingen voortbrengende. 30) ons; en hiermede Dat is, mij, gelijk ook in het voorgaande vers, 3 Joh. 1:9. 3Jo 1.9 31) de broeders niet, Namelijk die beschreven worden, 3 Joh. 1:7. 3Jo 1.7 32) verhindert degenen, Of verbiedt. 33) die het willen [doen], Dat is, die deze broeders willen ontvangen. 34) werpt ze uit de Gemeente. Namelijk door den kerkelijken ban. 35) kwade niet na, Dat is, zo in het algemeen allerlei kwaad als in het bijzonder dit kwaad voorbeeld van Diotrefes. 36) goed doet, is Dit kan ook verstaan worden zo in het algemeen van allerlei goed als in het bijzonder van het goede der weldadigheid jegens de broeders, dat hij hierin Gajus prijst. 37) die kwaad doet, Dat is, die zijn werk maakt van kwaaddoen. Want anderszins doen de wedergeborenen ook soms wel iets dat kwaad is, uit zwakheid. 38) niet gezien. Namelijk met de ogen van het ware geloof, of Hem niet recht gekend. Zie 1 Joh. 3:6. 1Jo 3.6 39) wordt getuigenis Namelijk van bijzondere godzaligheid, liefde en getrouwheid. 40) van allen, en Namelijk gelovigen die hem kennen. 41) van de waarheid Dat is, deze getuigenis is gans waarachtig, daar hij het ook met de daad en waarheid dagelijks betoont. 42) wij getuigen ook, Dat is, ik Johannes; gelijk ook 3 Joh. 1:9,10. 3Jo 1.9,10 43) dat onze getuigenis Dat is, dat ik niet placht te getuigen dan wat waarachtig is; Joh. 19:35. Joh 19.35 44) veel te schrijven, Namelijk aangaande deze zaken. Zie 2 Joh.:12. 45) u haast te zien, Dat is, haast bij u te zijn of tot u te komen. 46) mond tot mond spreken. Zie de aantekeningen 2 Joh.:12. 47) Vrede zij u. Dit was de gewone wijze van groeten onder de Joden of Hebren. Zie hiervan Joh. 20:19. Joh 20.19 48) De vrienden groeten u. Groet Dat is, de gelovigen die hier zijn. 49) de vrienden Dat is, de gelovigen die bij u zijn. 50) met name. Dat is, elk in het bijzonder.
Copyright information for
DutKant