Acts 11:27-28

29) profeten af

Dat is, personen; begaafd met den geest van toekomende dingen tevoren te zeggen.

30) gaf te kennen door

Grieks betekende, of beduidde.

31) onder den keizer

Van dezen hongersnood maken ook gewag de historieschrijvers Suetonius, in het leven van Claudius, en Josefus Antiq. lib. 20, cap. 2.

Acts 21:9-10

25) profeteerden.

Dat is, hadden de gave van toekomende dingen te voorzeggen. Want openlijk voor de gemeente de Schrift uit te leggen, wordt de vrouwen verboden; 1 Cor. 14:34, en 1 Tim. 2:12, ten ware men dit als een buitengewoon voorbeeld wilde uitnemen.

1Co 14.34 1Ti 2.12

Romans 12:7

28) [Zo laat ons die gaven besteden],

Anderen vervullen dit aldus, hetzij profetie, zo laat ons wijs zijn naar de mate des geloofs, enz.

29) profetie,

Dat is, de gave of beroeping om te profeteren; waardoor verstaan wordt de gave niet zozeer om toekomende dingen te voorzeggen, gelijk gehad hebben de profeten des Ouden Testaments, en in het Nieuwe Agabus, Paulus, Petrus, Johannes en anderen, gelijk dit woord genomen wordt 1 Cor. 12:28; Ef. 4:11, als van het recht verstand der Heilige Schrift uit te leggen en tot vertroosting en vermaning de gemeente toe te passen. Zie 1 Cor. 14:1,3.

1Co 12.28 Eph 4.11 1Co 14.1,3

30) de mate des geloofs;

Grieks, analogian; waardoor verstaan wordt, •f de mate van kennis, die iemand van God gegeven is, gelijk Rom. 12:3, en Ef. 4:7, •f de gelijkmatigheid en overeenkomstig der hoofdstukken van de Christelijke leer, klaarlijk uitgedrukt in Gods Woord en in de artikelen des geloofs, die als een regel zijn, naar welken alle uitleggingen der Heilige Schrift moeten gedaan worden.

Ro 12.3 Eph 4.7

31) bediening, in het bedienen;

Grieks, diakonian; welk woord hier in het algemeen genomen wordt voor de bedieningen, die hierna in bijzondere soorten afgedeeld worden. Zie Hand. 1:17; 1 Cor. 12:5.

Ac 1.17 1Co 12.5

32) die leert, in het leren;

Dat is, die geroepen is om een leraar te zijn; welke leraars, alzo zij hier van de Vermaners onderschieden worden; zo menen sommigen dat hierdoor in het bijzonder verstaan worden degenen, die voornamelijk geroepen zijn om de Christelijke leer te verklaren, en dezelve tegen de valse leraars en tegensprekers te verdedigen.

1 Corinthians 14:3

11) die profeteert,

Dat is, die profetische schriften in een bekende taal uitlegt. Zie 1 Cor. 14:1.

1Co 14.1

12) spreekt den mensen

Dat is, spreekt alzo, dat de mensen het kunnen verstaan en daaruit vrucht scheppen.

13) stichting en vermaning

Dat is, hetgeen dienen kan tot stichting of onderwijzing der onwetenden, vermaning der ongeregelden en vertroosting der bedroefden. Tot deze drie nuttigheden moeten alle uitleggingen van Gods Woord gepast worden; Rom. 15:4; 2 Tim. 3:16. En hierom is de gave van profeteren beter dan van vreemde talen, omdat daardoor deze nuttigheden niet worden bekomen.

Ro 15.4 2Ti 3.16
Copyright information for DutKant